Dit is niet alleen duidelijk een profetie over Jezus Christus, het is ook een waarschuwing tegen predikers die ten onrechte beweren profeten te zijn:

 

Ik zal een Profeet voor hen doen opstaan uit het midden van hun broeders, zoals u. Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en alles wat Ik Hem gebied, zal Hij tot hen spreken. En met de man die niet naar Mijn woorden luistert, die Hij in Mijn Naam spreekt, zal het zó zijn: Ík zal rekenschap van hem eisen. Maar de profeet die overmoedig handelt door een woord in Mijn Naam te spreken dat Ik hem niet geboden heb te spreken, of die in de naam van andere goden spreekt, die profeet zal sterven. Wanneer u dan in uw hart zegt: Hoe kunnen wij het woord herkennen dat de HEERE niet gesproken heeft? Wanneer die profeet in de Naam van de HEERE spreekt, en het gebeurt niet en het komt niet uit, dan is dat een woord dat de HEERE niet gesproken heeft. In overmoed heeft die profeet dat gesproken; wees niet bevreesd voor hem. (Deuteronomium 18:18-22)

 

Deze passage beschrijft een profeet die net als Mozes zou zijn, met vergelijkbare kenmerken en een goddelijke missie. Het Nieuwe Testament laat duidelijk zien dat Jezus Christus de profeet is waarover in Deuteronomium 18 gesproken wordt; niemand anders kan aan de vereisten van die profetie voldoen.

Mozes en Jezus werden geboren in tijden van onderdrukking: Mozes toen de Israëlieten slaven waren in Egypte, en Jezus tijdens de Romeinse bezetting van Israël. Farao gaf opdracht tot de moord op Hebreeuwse baby's tijdens Mozes' kindertijd, terwijl koning Herodes opdracht gaf tot de moord op baby's in Bethlehem na Jezus' geboorte. Mozes leidde de Israëlieten uit de fysieke slavernij in Egypte, terwijl Jezus zijn ware discipelen uit de geestelijke gevangenschap van de zonde leidde. Grote aantallen mensen werden gevoed tijdens de bedieningen van zowel Mozes als Jezus.

Zowel Mozes als Jezus ontvingen en gaven fundamentele openbaringen onder goddelijk gezag; Mozes ontving de wet van God, die de basis legde voor het Oude Testament, terwijl Jezus de leringen bracht die de basis vormen van het Nieuwe Testament. Jezus verklaarde:

 

Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, Die Mij gezonden heeft, Hijzelf heeft Mij een gebod gegeven wat Ik zeggen en wat Ik spreken moet. En Ik weet dat Zijn gebod eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zoals de Vader Mij gezegd heeft. (Johannes 12:49-50)

 

Dit bevestigt dat Jezus de woorden sprak die Hem door God gegeven waren, en daarmee de profetie van Deuteronomium 18 vervulde.

 

Getuigenissen uit het Nieuwe Testament

Het Nieuwe Testament geeft ons verder bewijs dat Jezus de vervulling van deze profetie is. In Handelingen 3:20–23 spreekt de apostel Petrus tot de menigte nadat hij een kreupele man genezen heeft en citeert hij de profetie van Mozes, waarmee hij Jezus duidelijk identificeert als de profeet waar Mozes over sprak. Op dezelfde manier getuigt Stefanus in zijn laatste preek voordat hij de marteldood stierf, dat Jezus de door Mozes genoemde profeet is (Handelingen 7:37).

Het sterkste bewijs komt van Jezus zelf, die het volgende zei:

 

Denk niet dat Ik u zal aanklagen bij de Vader; die u aanklaagt, is Mozes, op wie u uw hoop gevestigd hebt. Want als u Mozes geloofde, zou u Mij geloven; want hij heeft over Mij geschreven. Maar als u zijn Schriften niet gelooft, hoe zult u Mijn woorden geloven? (Johannes 5:45–47)

 

Jezus bevestigt zonder omwegen dat Mozes over Hem schreef, en geeft tevens de indicatie  dat Hij de vervulling is van de profetie van Deuteronomium 18.

De Bijbel laat ondubbelzinnig zien dat Jezus Christus de profeet is waarover in Deuteronomium 18 gesproken wordt. Noch Mohammed, noch Joseph Smith – noch enige hedendaagse kandidaat – vervult deze profetie. Alleen Jezus Christus voldoet aan alle beschreven vereisten, en Hij alleen is de profeet zoals Mozes die een fundamentele openbaring van God bracht.