Nee dat leert het niet. De Apostel Paulus schreef zijn brief aan de Christengemeente in Galatië, die een unieke mix vormde van Joden, Romeinen, Grieken en Galliërs met een nadrukkelijk aanwezig karakter gevormd door eeuwen van Keltische invloeden (zie J.B. Lightfoot's Commentary on Paul's Letter to the Galatians, 1999, pp.12-17).
De maatschappij van Galatië kende een veelheid van heidense bijgeloven en rituelen voor het "waarnemen van dagen, maanden, vaste tijden en jaren". Caesar klaagde dat de Galaten als een volk werden voortgedreven door een verlangen naar verandering, inclusief het overnemen en wegdoen van het ene religieuze systeem na het andere (zie Lightfoot, p.15). Paulus merkte deze wispelturigheid op toen hij schreef: "Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie" (Galaten 1:6). Hij noemde ze tevens "onverstandige Galaten" en "betoverd" (Galaten 3:1). Hun geloof was oppervlakkig; hun ijver kortstondig. Zo gauw als iets nieuws en aantrekkelijks zich presenteerde gingen ze erin mee. Met dit in ons achterhoofd kunnen we twee belangrijke uitdagingen voor de Kerk in Galatië begrijpen: Jodendom en heidendom.
Sommigen leerden onterecht dat de Galaten besneden moesten worden, zoals de Joden. Voor de vrome Jood betekenden fysieke besnijdenis en rituele werken van aanbidding rechtvaardigheid. Paulus weerlegde deze valse leer door te laten zien dat de mens niet "perfect" kan worden gemaakt door het vlees (Galaten 3:3). Inderdaad is " (ware) besnijdenis die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter", (Romeinen 2:28-29). Ware rechtvaardigheid en perfectie kunnen alleen tot stand komen door Jezus Christus en Zijn geloof dat in ons woont (Galaten 2:20).
Paulus legde het ware doel van de slachtoffers, offergaven en reinigingen van de rituele wetten uit: "Om de overtredingen te doen blijken is zij erbij gevoegd, totdat het zaad zou komen, waarop de belofte sloeg" (Galaten 3:19). Merk op dat deze wetten ingevoerd zijn nadat de Tien Geboden, de Heilige Dagen en de Sabbat geïntroduceerd waren. Jezus Christus zei dat Hij Heer van de Sabbat is (Markus 2:28). Zijn voorbeeld en Zijn geloof zetten de standaard waarbij alle ware Christenen leven. De Galaten hadden een woordentwist over een rituele inzetting - de besnijdenis - niet de grondbeginselen van de manier van leven zoals die geleerd en geleefd werden door Christus en Zijn Apostelen. Daarom kon Paulus schrijven:"Want besneden zijn of niet besneden zijn betekent niets, maar of men een nieuwe schepping is" (Galaten 6:15).
Paulus stelde ook het probleem van het heidendom in de Kerk aan de kaak. Hij schreef: "Maar in de tijd, dat gij God niet kendet, hebt gij goden gediend, die het in wezen niet zijn. Nu gij echter God hebt leren kennen, ja, meer nog, door God gekend zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke wereldgeesten, waaraan gij u weder van met aan dienstbaar wilt maken? Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar" (Galaten 4:8-10).
Paulus begon Galaten 4 door zich te richten tot de Joodse Christenen, met gebruikmaking van het woord wij. In vers 8 richt Paulus zich tot "gij" - de Christenen uit het heidendom, die voorheen demonen en afgoden dienden, niet wetende wat zij vereerden - immers, zoals Jezus bevestigde, "het heil is uit de Joden" (Johannes 4:22). De heidenen waren afgesneden van God (Efeziërs 2:11-12) [Handelingen 14:16-17] en hebben allerlei zelfverzonnen bijgeloof en heidense rituelen ingevoerd - inclusief het waarnemen van "dagen en maanden en seizoenen [King James Bijbel: "tijden"] en jaren". Zulke gebruiken, verbonden aan astrologische praktijken uit de oudheid, verdorven continu vele belijdende Christenen. De Katholieke bisschop Chrysostom uit de 4e eeuw vermelde dat zwakke Christenen bijgelovige "tijden" hielden. Hij zei: "Velen waren door bijgeloof verslaafd aan waarzeggerij.... Als viering van die tijden zetten [zij] lampen op de marktplaats en versierden zij hun deuren met guirlandes" (Antiquities of the Christian Church, Bingham, pp.1123-1124). Deze vieringen hielden ook rekening met vele zogenaamde "geluks - en ongeluksdagen", en speciale maanden en jaren waarin Grieken en Romeinen doorgaans aan afgodische praktijken deden.
God verbood nadrukkelijk zulke rituelen en alle toverij (waarnemen van "tijden") en waarzeggerij (Deuteronomium 18:10,14; Leviticus 19:26). Zelfs vandaag de dag dringen deze gebruiken nog door in "modern" bijgeloof zoals speciale "geluks" sieraden, konijnenpootjes, angst voor vrijdag de 13e en het lezen van horoscopen. Paulus' waarschuwing was geen veroordeling van Gods Wetten en Zijn Heilige Dagen; in tegendeel, zijn waarschuwing is nog steeds relevant voor Christenen diehet voorbeeld en de leer van Christus vandaag de dag volgen!