De Bijbel zegt ons, dat er zowel voor als na de vloed wezens van reusachtige fysieke gestalte leefden. (Genesis 6:4; Deuteronomium 2:10-12, 20-23. Na de Vloed komen er in de Bijbel reuzen voor als de afstammelingen van de zoon van Ham, Kanaän; zij woonden in Kanaän, toen Mozes waarnemers uitzond om het land te bespieden. (Numeri 13:1-2, 32-33)
Og, de koning van Basan was de laatst vermelde reus ten oosten van de rivier de Jordaan. (Jozua 12:4; 13:12) Na de overwinning van Kanaän door Jozua (Jozua 11:21-22) bleven een paar reuzen in de Filistijnse steden Gaza, Gat en Asdod wonen. Deze reuzen terroriseerden de Israëlieten vanaf de tijd, dat zij Kanaän binnenkwamen tot lang in de regering van koning David. Eén van die reuzen was Goliat, die door David werd gedood. Koning David en zijn "machtige mannen" (2 Samuel 21:16-22; 1 Kronieken 20:4-8) moesten ook andere reuzen het hoofd bieden.
Sommigen wijzen naar een passage in Genesis als bewijs, dat deze reuzen nakomelingen waren van engelen, die zich met menselijke vrouwen hebben voortgeplant: "Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen". (Genesis 6:1-2)
Het is belangrijk om te weten dat, ofschoon God engelen soms Zijn zonen noemt (Job 38:7) de beschrijving van "zonen van God" in Genesis 6 niet naar engelen kan refereren, omdat engelen geschapen waren als geestelijke wezens. Elke engel was tot individueel bestaan gebracht, compleet, zonder de noodzaak of de mogelijkheid tot reproductie. Als geestelijke wezens kunnen engelen zich niet voortplanten met menselijke wezens. Wij weten dit van de eigen woorden van Jezus Christus, toen Hij beschreef wat er gebeurt als sterfelijke menselijke wezens geboren worden als geestelijke wezens bij de opstanding: "En Jezus zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw huwen en worden ten huwelijk genomen, maar die waardig gekeurd zijn deel te verkrijgen aan die eeuw en aan de opstanding uit de doden, huwen niet en worden niet ten huwelijk genomen. Want zij kunnen niet meer sterven; immers, zij zijn aan de engelen gelijk en zij zijn kinderen Gods, omdat zij kinderen der opstanding zijn". (Lucas 20:34-36; verg. Matteüs 22:30; Markus 12:25) Alleen God de Zoon, die alle scheppende macht heeft, heeft ooit de kloof tussen geest en mens gepasseerd, hetgeen Hij deed toen Hij als Jezus Christus werd geboren. (Filippenzen 2:7-8)
Om te beweren, dat engelen de mogelijkheid hadden om menslijke wezens (de reuzen) voort te brengen is niet alleen onlogisch - het is godslastering.
Wie waren dan de zonen van God, die in Genesis 6 werden genoemd?
Zij waren machtige en beroemde mannen wiens nageslacht, vòòr de Vloed, in hun tijd beroemd werden. De Bijbel zegt het ons niet specifiek, maar vele Bijbelwetenschappers geloven, dat zij het godvrezende zaad van Seth konden zijn. Een ander belangrijk detail wat wij moeten opmerken is, dat de Bijbel niet zegt, dat de reuzen voortkomen uit de verbintenissen, die in Genesis 6 worden beschreven; integendeel, de reuzen bestonden op dat moment reeds. "De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun (kinderen) baarden". (Genesis 6:4)
Deze reuzen, bekend als de Nephilim overleefden de Vloed niet. Het bestaan van andere reuzen, bekend als Rephaim werd na de Vloed opgemerkt, maar zelfs deze reuzen verdwenen uit de Bijbelse verslagen ongeveer 1000 v. Chr. en verder of na de tijd van koning David.
In ieder geval geeft de Bijbel geen aanwijzing, dat deze reuzen iets anders waren dan grote menselijke wezens, die in hetzelfde uiteindelijke doel zullen delen als alle andere menselijke wezens.