PROFETIE KOMT TOT LEVEN
BRON: Tomorrow's World, September - October 2006
Afgelopen juni herinnerde paus Benedictus XVI een menigte van 50.000 mensen op het St. Pieters Plein er aan, dat het fundament van zijn gezag, de rots is waarop Jezus de Katholieke Kerk stichtte - die rots was de Apostel Petrus. Tijdens zijn opmerkingen verzocht hij dringend, "Laat ons bidden, opdat de vooraanstaande plaats van Petrus..... in toenemende mate erkend zal worden in haar ware betekenis door broeders, die nog niet in gemeenschap met ons zijn". (Zenit News Agency - [Zenit Nieuws Agentschap], 7 juni 2006) Benedictus verkondigde, dat allen die zichzelf Christenen noemen de Roomse paus als het unieke en afzonderlijke hoofd van de Christelijke wereld moeten erkennen.
Zijn aanspraak - de zogenaamde "Petrus theorie" - is eeuwenlang een standaard Rooms Katholieke leerstelling geweest. Velen realiseren zich echter niet, dat noch de Bijbel, noch de geschiedenis een dergelijke bewering van pauselijk gezag ondersteunen. De veronderstelling van Benedictus van pauselijk gezag is in feite één van de langstlopende misleidingen van religie!
Roomse leerstelling versus de BijbelDe leerstelling "gezag van Petrus" beweert, dat Jezus aan Petrus en de opvolgers van Petrus het gezag gaf om als enige bewaarders van het ware Christelijke onderwijs te functioneren - en zoals paus Benedictus beweerde, "dit gezag is voor altijd". (ibid) Degenen, die deze leerstelling steunen verwijzen naar een belangrijke passage in de Bijbel waar Jezus zei: "En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen..... Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen". (Matteüs 16:18-19)
Een zorgvuldige studie van deze passage en andere verzen openbaart echter iets heel anders dan wat Benedictus in gedachten heeft. In de originele Griekse tekst is de verklaring van Jezus feitelijk een woordspeling. Het Griekse woord voor "Petrus" ispetros (hetgeen een kleine steen betekent) en het Griekse woord voor "rots" is petra. (Een gigantische rots of berg) De Bijbel laat duidelijk zien, dat Jezus Christus de Rots is. (Zie 1 Korintiërs 10:4; 1 Petrus 2:4; zie ook Psalm 118:22; Jesaja 28:16) Hij verwees naar Zichzelf als de petra en naar Zijn discipel als de petros.
De Bijbel laat ook zien, dat de Kerk niet gesticht was op Petrus alleen, maar was"gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is". (Efeze 2:20) Jezus beschreef Zijn petros - Petrus - als een grondslag van de Kerk, samen met de andere Apostelen en profeten. Jezus Christus en Zijn leerstellingen zouden echter het ware fundament van de Kerk blijven. Dit is de ware betekenis van Matteüs 16:18-19. Pogingen om dit vers te verdraaien tot een verklaring van het exclusieve gezag van Petrus is eenvoudig niet Bijbels. Daaromwerd de Roomse aanspraak op macht, gebaseerd op het veronderstelde gezag van Petrus nooit geaccepteerd door de Oost Orthodoxe Kerken en verworpen door de Protestantse Hervormers. (Zie Civilization Past en Present - [Beschaving in Verleden en Heden] - Wallbank, pag. 133)
De Bijbelse Rol van PetrusWat openbaart de Bijbel over de rol van Petrus in de vroege Kerk?
Petrus werd als eerste op de lijst van de twaalf Apostelen geplaatst. (Matteüs 10:1-4; Lucas 6:13-16) Hij was vaak de woordvoerder van de groep ( Matteüs 16:13-16) en gaf op het Pinksterfeest de eerste preek. (Handelingen 2) Petrus was samen met Jakobus en Johannes één van de drie pilaren in de Jeruzalem Kerk. (Galaten 2:9) Petrus, Paulus en Barnabas maakten opmerkingen over leerstellingen op een conferentie in Jeruzalem, maar Jakobus - niet Petrus - zat de conferentie voor en sprak het uiteindelijke besluit uit. (Handelingen 15) Petrus was de Apostel voor de Joden en Paulus was de Apostel voor de Heidenen - maar geen van beiden werd boven de andere gesteld. ( Galaten 2:7) Paulus corrigeerde Petrus zelfs. (Galaten 2:11-14) Petrus weigerde eerbetoon, toen het werd aangeboden (Handelingen 10:25-26); niemand kuste zijn ring. De Bijbel openbaart, dat Petrus een leider was onder de Apostelen, maar hij had, noch beweerde gezag te hebben over de anderen.
Maar was Petrus de eerste paus, die de leiding had in Rome?
Zelfs Katholieke bronnen erkennen, dat de term "paus" niet in het westen werd gebruikt "tot de eerste helft van de vijfde eeuw". (Short Biographies of All the Popes-[Korte Biografieën van Alle Pausen] - Lozzi Roma, pag. 2) Zoals wetenschapper Hans Küng verklaart: "Katholieke theologen geven toe, dat er geen betrouwbaar bewijs is, dat Petrus ooit verantwoordelijk was in Rome als opperste hoofd of bisschop". (The Catholic Church - [De Katholieke Kerk], Küng, pag. 20) Professor Küng vermeldt ook, dat "er geen sprake kan zijn van legaal gezag - of zelfs een superioriteit, gebaseerd op de Bijbel - van de Roomse gemeenschap of zelfs van de bisschop van Rome in de eerste eeuwen". (ibid., pag. 49) Het Nieuwe Testament verbindt Petrus niet met Rome en het noemt geen opvolger voor Petrus. De Apostelen spoorden Christenen aan naar Jeruzalem en de kerken in Judea te kijken - niet naar Rome - als hun voorbeelden. (Galaten 1:18; 1 Tessalonicenzen 2:14)
Historici weten, dat de bisschop van Rome "in het begin slechts één van de verschillende patriarchen" was. (Civilization Past & Present - [Beschavingen in het Verleden en Heden], Wallbank, 6e ed. , pag. 133) Er waren ook patriarchen in Constantinopel, Antiochië, Jeruzalem en Alexandrië, die als gelijkwaardig werden beschouwd - maar de geschiedenis vermeldt, dat zij ook concurrerend waren en naar macht grepen. Rond 160 n. Chr. trachtte bisschop Anacetus van Rome, Polycarp, de bisschop van Smyrna onder druk te zetten om het Roomse paaszondag te houden in plaats van het Bijbelse Pascha, dat op de 14e Nisan wordt gevierd. Anacetus was niet succesvol, omdat Polycarp zei dat hij een traditie volgde, geleerd van de Apostel Johannes. Vijftig jaar later dreigde een andere Roomse bisschop, Victor, de oosterse kerken te excommuniceren, omdat zij de Roomse datum van paaszondag niet aannamen. Opnieuw weigerden zij en zij gingen door met het volgen van waar apostolisch onderwijs.
De "Petrus theorie" houdt in, dat de opvolgers van Petrus beslissen over doctrinaire zaken voor de Kerk. Verslagen laten echter zien, dat op het Concilie van Nicea in 325 n. Chr. de Roomse bisschop Sylvester I niet aanwezig was en geen gezag uitoefende toen de datum van paaszondag als een vervanging werd gezet voor het Bijbelse Pascha en toen de zondagsviering officieel de zevende dag Sabbatverving. Het Concilie van Nicea werd niet bijeengeroepen en voorgezeten door een Roomse bisschop, maar door keizer Constantijn. Als keizer voerde Constantijn de titel van Pontifex Maximus in de heidense Romeinse religie - een titel, die de Roomse bisschop Leo I een eeuw later zou aannemen toen over het "Petrus" gezag over alle andere bisschoppen werd gediscussieerd. In 451 n. Chr. wees het Concilie van Chalcedon Leo echter af en beslisten dat de bisschoppen van Rome en Constantinopel gelijkwaardig gezag hadden. Omstreeks 1200 n. Chr. beweerde paus Innocent III de "plaatsvervanger van Christus" en de opperste soeverein van de Kerk en de wereld te zijn. (Halley's Bible Handbook - [Halley's Bijbel Handboek], pag. 776) Voor ongeveer 600 jaar, tijdens de Middeleeuwen verwezen Roomse bisschoppen naar de "Bijdrage van Constantijn" als bewijs van hun recht om over alle andere bisschoppen gezag uit te voeren, maar later werd bewezen dat het document een vervalsing was. (Kung, pag. 50)
Profetische WaarschuwingenDe Bijbel en de geschiedenis laten beide zien, dat de vroege Kerk de Roomse theorie van "Petrus" gezag niet erkende. Integendeel, het waren ambitieuze Roomse bisschoppen, die de doctrine ontwikkelden om macht over andere bisschoppen en hun kerken te verkrijgen. Jezus Christus waarschuwde, dat aan het einde van het tijdperk velen misleid zouden worden door valse leraren, die beweren dat zij Hem representeren. (Matteüs 24:3-5) Paulus waarschuwde, dat in de laatste dagenhypocritische leraren leugens zouden verspreiden (1 Timoteüs 4:1-3) en mensen zouden verleiden om te geloven in oude ketterijen en on-Bijbelse tradities. (2 Tessalonicenzen 2:1-15) Deze al lang bestaande waarschuwingen komen nu tot leven!