Dit is de vertaling van het Engelstalige artikel “It All Began in the Garden…” (Een persoonlijk bericht van de hoofdredacteur) door Gerald E. Weston, verschenen in het Tomorrow’s World magazine van oktober-november 2021.
Sommigen zien het verhaal van Adam en Eva in de hof van Eden slechts als een verhaal, een verhaal zonder enige historische basis, terwijl anderen het opvatten als opgetekende geschiedenis. Hoe begreep de vroege Kerk van God de ontmoeting in de tuin met een pratende slang, opgetekend in het derde hoofdstuk van het boek Genesis? En wat, als er al iets te leren valt, moeten wij ervan leren? Het antwoord op de tweede vraag heeft gevolgen die veel verder gaan dan wat de meesten zich voorstellen, en is ook het antwoord op een andere vraag, een van de meest verontrustende vragen van de mensheid.
De geschriften van het Nieuwe Testament bevestigen dat Adam een heel werkelijk bestaande persoon was en dat de details die wij over zijn leven lezen, ook waar waren. We zien dat Jezus’ afstamming helemaal teruggaat tot de eerste mens, Adam (Lukas 3:38). Judas, de halfbroer van Jezus, schreef dat Henoch de zevende vanaf Adam was (Judas 14). De apostel Paulus zag Adam als de eerste mens (1 Korinthe 15:45) en bevestigde dat Adam eerst gemaakt werd en daarna Eva (1 Timotheüs 2:13).
Maar wat te denken van hun ontmoeting in de tuin met een slang die tegen hen sprak? Is dit te veel om te slikken? U en ik hebben nooit een slang horen spreken; betekent dit dat het niet gebeurd is? Denk hier eens over na: Zelfs vandaag de dag kunt u mensen vinden die geloven dat ze stemmen horen die hen vertellen wat ze moeten doen. Moeten we hun getuigenissen verwerpen? Ongeacht wat we over hen denken of geloven, één feit is zeker: De bron kan heel goed bovennatuurlijk zijn, maar afgaande op wat zij vaak claimen dat er gezegd is, is het duidelijk nooit de liefdevolle God van de Bijbel!
Het Nieuwe Testament bevestigt de uitwisseling tussen Eva en de slang. Het verklaart ook waarom Adam wordt beschouwd als degene die verantwoordelijk wordt gehouden. “Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. En niet Adam is misleid, maar de vrouw is, toen zij misleid werd, tot overtreding gekomen” (1 Timotheüs 2:13-14). Adam werd niet misleid. Hij wist wel beter, maar gaf toch toe aan zijn vrouw!
Waarom is dit verslag zo belangrijk? Wat moeten we hieruit leren? En welke gevolgen heeft het voor u persoonlijk?
DE KEUZE DIE ONS ALLEN TE WACHTEN STAAT
Satan deed een beroep op de emoties en het verlangen naar onafhankelijkheid van onze eerste ouders. “Maar God weet dat, op de dag dat u daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult zijn, goed en kwaad kennend” (Genesis 3:5). Met andere woorden, de duivel beweerde dat God Adam en Eva niet de hele waarheid vertelde en dat zij voor zichzelf moeten kunnen beslissen wat goed en wat verkeerd is – niet nodig om af te gaan op Gods instructies!
Let op hoe de duivel bij Eva kwam: “En de vrouw zag dat die boom goed was om ervan te eten en dat hij een lust was voor het oog, ja, een boom die begerenswaardig was om er verstandig door te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en hij at ervan” (Genesis 3:6). Dezelfde verleidingen komen vandaag op ons af. Daarom geeft de apostel Johannes deze waarschuwing: “Heb de wereld niet lief en ook niet wat in de wereld is. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees [vruchten die goed zullen smaken], de begeerte van de ogen [vruchten die mooi en aantrekkelijk zijn], en de hoogmoed van het leven [vruchten die iemand wijs maken], is niet uit de Vader, maar is uit de wereld” (1 Johannes 2:15-16).
Wat was het resultaat van de rebellie van onze eerste ouders? De boom die zij kozen is een boom van kennis, gebaseerd op het menselijk verstand zonder God erbij te betrekken ̶ waarvan de vruchten een mengeling zijn van goed en kwaad. Door voor die boom te kiezen, verwierpen zij de boom des levens en de keuze om zich te laten leiden door Gods volmaakte geboden. Adam en Eva kozen ervoor om zelf te bepalen wat goed en kwaad is, en zij zouden daarna de vruchten van hun beslissingen eten.
Wij staan allemaal voor dezelfde keuze, zoals God uitlegde door zijn profeet Mozes: “… het leven en de dood heb Ik u voorgehouden, de zegen en de vloek! Kies dan het leven, opdat u leeft, u en uw nageslacht, door de HEERE, uw God, lief te hebben, Zijn stem te gehoorzamen en u aan Hem vast te houden – want Hij is uw leven en de verlenging van uw dagen…” (Deuteronomium 30:19-20).
Een overzicht van de omstandigheden in de wereld laat lijden zien op een schaal die wij niet volledig kunnen bevatten. Hoe kunnen wij in onze geest genocides en oorlogen waarin mensen op brute wijze uiteengereten worden, doodgeknuppeld, verbrand en opgeblazen worden, verwerken? Dichter bij huis, verdriet overvalt ons wanneer we zien dat een geliefde lijdt onder de lichamelijke aftakeling door een terminale ziekte. Menig ouder is nooit over het verlies van een kind door een overdosis drugs, een noodlottig auto-ongeluk of een zeldzame ziekte heengekomen.
WAT HET BETEKENT OM ZIJN EVENBEELD TE ZIJN
Dit brengt ons bij de cruciale vraag die zovelen stellen: Hoe kan een liefhebbende God lijden op wereldwijde schaal toestaan? Dit is een blokkade voor geloof in God waar velen niet voorbij kunnen komen, maar laten we het eens nader bekijken. Toen God Adam en Eva betrapte op hun rebellie, hoe reageerden zij toen? Adam gaf Eva de schuld, maar daarbij gaf hij God de schuld. “… De vrouw die U gaf om bij mij te zijn, die heeft mij van die boom gegeven en ik heb ervan gegeten” (Genesis 3:12). Eva gaf vervolgens de slang de schuld.
Ja, het lijkt altijd de schuld van iemand anders te zijn als de keuzes die we maken niet goed uitpakken. En laten we eerlijk zijn: wij als mensen houden ervan om voor onszelf te bepalen wat goed en verkeerd is. We houden van oorlog, of we die nu letterlijk uitvechten of plaatsvervangend via gewelddadige videospelletjes. Wij houden van onze eigen ‘heilige dagen’, of het nu de wekelijkse dag van aanbidding is die Constantijn koos – zondag – die indruist tegen Gods op de zevende dag, of jaarlijkse feestdagen die doordrenkt zijn van heidendom. De mensheid houdt van haar politiek, altijd gelovend dat een nieuwe held ons zal verlossen van de laatste, nu besmeurde held. De mensheid houdt ervan alles te eten wat er goed uitziet, zelfs als het ziekte en lijden met zich meebrengt. Velen houden van pornografie en elke seksuele perversie die men zich maar kan voorstellen, en velen bedriegen zelfs hun man of vrouw. Velen houden van bewustzijnsveranderende drugs en van dronken worden.
Is de mensheid bereid om naar haar Schepper te luisteren? Duidelijk niet, ook al is het uiteindelijke resultaat van ongehoorzaamheid vreselijke pijn. Het lijden van de mensheid komt voort uit de keuze om de dingen op onze manier te doen in plaats van op Gods manier.
Maar wat is de zin van dit alles?
Het antwoord vinden we helemaal aan het begin – het eerste hoofdstuk van Genesis. “En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis...! En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen” (Genesis 1:26-27). Begrijpt u de diepgaande betekenis van die uitspraak? Deze is gemakkelijk over het hoofd te zien, maar de Bijbel staat vol met andere uitspraken die deze uitspraak bevestigen. De waarheid van Gods plan voor de mensheid zou voor ons een klap in het gezicht moeten zijn:
“Immers, zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van God. Want u hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen [“zoonschap”, NBG’51] ontvangen, door Wie wij roepen: Abba, Vader! De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn. En als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus, wanneer wij althans met Hem lijden [als gevolg van het gehoorzamen van God en het onder ogen zien van vijandigheid van deze wereld], opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden” (Romeinen 8:14-17).
God is een grote familie aan het scheppen. Wij zullen geen engelen worden, maar Gods eigen kinderen die de eeuwigheid zullen delen met de Vader en de Zoon. Paulus begreep dit en plaatste ons tijdelijk lijden in de juiste context. “Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden. Met reikhalzend verlangen immers verwacht de schepping het openbaar worden van de kinderen van God” (Romeinen 8:18-19).
Ja, er komt een tijd waarin “… God… alle tranen van hun ogen [zal] afwissen; en de dood zal er niet meer zijn, ook geen rouw, jammerklacht of moeite…” (Openbaring 21:4). Maar eerst moeten we de les leren van de ontmoeting in de tuin: God is de hoogste Autoriteit en Hij is het die bepaalt wat goed of verkeerd is. Het is Zijn volmaakte weg die zegeningen en goede resultaten voortbrengt. Wij moeten bereid zijn het verkeerde af te wijzen en Zijn weg te kiezen.