BRON: LCN - November - December 2000 / January - February 2001
Geldt deze voor de Kerk van Vandaag?
Sinds 1986 (Na de dood van de Hr. H.W. Armstrong) is de kalender een terugkerende bron van dogmatische controverse in de Kerk van God geweest. Vele artikelen en studies hebben verschillende methoden voorgesteld van berekening van de data van de jaarlijkse feesten, en tenminste een half dozijn verschillende kalenders en berekeningen zijn aangeboden.
Dit heeft vele oprechte broeders en zusters die Gods Wil willen doen verontrust. Door alle controverse zijn ze onzeker.
Maar verwacht God echt dat elk individueel Kerk lid een expert wordt op het gebied van de kalender?
We kunnen de "kalender kwestie" begrijpen door onszelf drie simpele vragen te stellen en ze te beantwoorden vanuit de Bijbel.
- Zijn de regels van de huidige Hebreeuwse kalender in overeenstemming met Bijbelse principes en richtlijnen?
- Verwacht God dat elke Christen de kalender voor zichzelf vaststelt, of gaf Hij een of andere autoriteit de bevoegdheid kalender beslissingen te nemen?
- En kunnen we werkelijk weten welke kalender Jezus Christus en Zijn Apostelen gebruikten?
Is de Hebreeuwse Kalender Gebaseerd op de Bijbel?
- Geeft de Bijbel richtlijnen met betrekking tot de kalender die we dienen te gebruiken bij het vieren van Gods feesten?
- Als dit zo is, welke zijn die richtlijnen en waar kunnen we ze vinden?
Laten we ons ten eerste afvragen of de kalender gebaseerd zou moeten zijn op hetfysiek waarnemen van de nieuwe maan, en of ze gebaseerd zou moeten zijn opberekening. Sommigen redeneren dat de enige valide manier op een nieuwe maand te beginnen is door daadwerkelijk de zwakke sikkel van de nieuwe maan te zien.
Lost de Bijbel dit probleem op?
Absoluut!
Het Hebreeuwse woord chodesh wordt vertaald met "maand" in de meeste in het Engels vertaalde Bijbels. De grondbetekenis is "het nieuw maken" of "repareren". De maan cirkelt om de aarde en komt daarbij in haar verschillende fases door de veranderende positie ten opzicht van de zon en aarde. Ongeveer iedere 29-en-een-halve dag komt de maan precies in een rechte lijn tussen de aarde en de zon, en de drie hemellichamen liggen op een rechte lijn met elkaar (hoewel niet noodzakelijk op hetzelfde platte vlak). In conjunctie is de maan volledig duister, ze reflecteert geen licht van de zon. Wanneer ze westwaarts beweegt, weg van de conjunctie, begint ze weer licht te reflecteren. Afhankelijk van de locatie van de waarnemer en de positie van de aarde bij de conjunctie, zal de maan over het algemeen niet zichtbaar zijn tot een of twee dagen na de conjunctie.
Merk op dat het vaststellen van de nieuwe maand op basis van fysieke waarneming van de nieuwe maan zou betekenen dat het Bazuinenfeest twee dagengehouden zou moeten worden! Een waarnemer kan niet van tevoren weten op welke dag hij de nieuwe maan zal zien. Afhankelijk van de exacte tijd van de conjunctie kan hij de sikkel op ofwel de 30e ofwel de 31e dag na de laatste nieuwe maan zien. Aangezien dagen beginnen bij zonsondergang zouden waarnemers de 30e dag na de nieuwe maan van Elul (6e maand) als een heilige dag moeten houden, aangezien ze misschien de nieuwe sikkel die avond zouden kunnen zien, terwijl het waarschijnlijker is dat ze haar op de volgende avond zouden zien.
Om deze reden vieren, zelfs in het land Israël, Joden die de traditie van deFarizeeën volgen het Bazuinenfeest twee dagen achter elkaar. Zonder er een tweedaagse viering van te maken om zeker te zijn dat de juiste dag gevierd wordt is het onmogelijk de viering van het Bazuinenfeest op het fysieke waarnemen van de nieuwe maan te baseren. Echter bij het bestuderen van Leviticus 23 en Numeri 29 is het duidelijk dat het Bazuinenfeest gedurende één dag gevierd moet worden en niettwee dagen lang. Dit feit alleen al rechtvaardigt een gecalculeerde kalender waarbij de nieuwe maan van tevoren bepaald wordt.
Een andere zelfs nog relevantere zaak - het ingelaste jaar - vergt ook een van tevoren berekende kalender. Ingelaste jaren zijn die jaren waarbij een 13e maand is toegevoegd. Twaalf maanmaanden staan gelijk aan net iets meer dan 354 dagen. Eenzonnejaar is gelijk aan net iets meer dan 365 dagen. Door het gebruik van een kalender gebaseerd op 12 maanmaanden zorgt dit 11-daagse verschil dat de feesteniedere drie jaar ongeveer een maand vroeger vallen in relatie tot het zonnejaar en de seizoenen. Toch schrijft Leviticus 23:10-11 voor dat de priesters een eerstelinggarvevan de oogst als beweegoffer moesten aanbieden aan God op de 1e dag na de wekelijkse Sabbat tijdens de Dagen van Ongezuurde Broden, daarmee de 50-dagen telling tot Pinksteren beginnend. Dit vereist duidelijk dat de eerste maand, Abib oftewel Nisan, niet zo vroeg zou mogen vallen dat er nog geen gerijpt graanbeschikbaar zou zijn voor het beweegoffer. Dit vereiste het toevoegen van een 13e maand ongeveer om de drie jaar.
Maar hoe werd deze toevoeging bepaald?
Diegenen die pleiten voor directe fysieke waarneming stellen dat de priesters het graan ieder jaar voor het einde van de 12e maand onderzochten, en als zij zagen dat het niet op tijd rijp genoeg zou zijn voegden zij een 13e maand toe om de eerste maand ongeveer 30 dagen uit te stellen. Het enige alternatief zou een regelmatige cyclus zijn, berekend door de priesters, om te bepalen welke jaren 12 en welke 13 maanden zouden hebben.
Is er bijbels bewijs over de handelswijze van de priesters?
Dat is er zeker!
Handelingen 2 bijvoorbeeld herinnert ons eraan dat Joden naar Jeruzalem kwamen van over de hele wereld.
Als de beslissing aangaande de 13e maand een paar weken voor het Pascha gemaakt werd, hoe zouden Joden over de hele wereld dan geweten hebbenwanneer naar Jeruzalem te komen - of, nog beter, wanneer het Pascha te vieren in hun eigen woongebied?
De bepalende getallen zouden ofwel een maand te vroeg ofwel een maand te laat zijn! Let wel, zij konden elkaar niet op de hoogte brengen via telefoon of iemands Internetpagina! Er was ofwel een vast patroon dat gevolgd werd, of er zou verwarring hebben moeten zijn onder de Joden in de Verstrooiing.
Hoe zou een gecalculeerde kalender bepaald kunnen zijn in de oudheid?
In de oudheid had de mens slechts twee manieren om de tijd van de nieuwe maan te weten. De eerste was door het fysiek waarnemen van de maansikkel; de andere wasdoor berekening gebaseerd op de gemiddelde tijd tussen conjuncties.
Sommigen vandaag de dag willen een vervangende kalender aanbieden niet gebaseerd op gemiddelden of waarneming, maar op cijfers die zij verkregen hebben van de nationale dienst voor ruimteonderzoek van de Verenigde Staten (NASA) of V.S. Marine Observatorium. Deze cijfers worden verkregen van satellietobservatie en worden verondersteld exacter te zijn dan de gemiddelden waarmee de traditionele Hebreeuwse kalender berekend werd.
Begrijp alstublieft dat als er één kalender is waarvan we absoluut kunnen bewijzendat Christus en de Apostolische Kerk haar NIET gebruikten, dan is het wel een die gebaseerd is op satellietobservatie! De enige mogelijke gecalculeerde kalender die in gebruik zou hebben kunnen zijn tot rond 1968 was er een gebaseerd op de gemiddelde duur tussen conjuncties.
Hoe werden die gemiddelden verkregen?
Conjuncties van de zon, maan en aarde zijn onzichtbaar behalve tijdens eenzonsverduistering. Zonsverduisteringen kunnen alleen plaatsvinden tijdens denieuwe maan. Omdat de omloop van de maan zich normaliter een paar graden boven of beneden het vlak van de aarde-zon omloop bevindt, vindt dit gewoonlijk niet plaats wanneer ze in een directe lijn met de aarde en de zon ligt - de tijd van de conjunctie. Wanneer de maan echter precies op het vlak van en in rechte lijn met de aarde-zon omloop ligt, zal ze het zonlicht blokkeren wanneer de zon de lijn passeert waardoor een zonsverduistering ontstaat.
Een maansverduistering, die op aarde veel frequenter gezien kan worden dan een zonsverduistering, is het exact tegenovergestelde van een zonsverduistering. Het kan alleen plaatsvinden wanneer het volle maan is, precies midden tussen de conjuncties in, wanneer de maan aan de andere kant van de aarde is ten opzichte van de zon. Door zorgvuldig de tijd bij te houden van zulke verduisteringen en de hoeveelheid tijd ertussen te berekenen waren de mensen in staat om de gemiddelde duur tussen conjuncties te berekenen. We spreken van een "gemiddelde" omdat de feitelijke duur kan variëren van maand tot maand met een paar uur, voornamelijk door de ellipsvormige omloop van de aarde om de zon en de resulterende variatie in trekkracht van de zwaartekracht van de zon op de maan. Hoewel satellieten ons in staat stellen om conjuncties vast te stellen die vanaf de aarde onzichtbaar zijn, kon de mens in de oudheid ze alleen berekenen op basis van gemiddelden.
Gebruik makend van verduisteringen kan de gemiddelde duur tussen conjuncties van de zon, maan en aarde berekend worden. Dit getal kan vervolgens gebruikt worden om de nieuwe maan jaren - en eeuwen - van tevoren te berekenen. Ondanks dat de precieze conjunctie (in elk geval onzichtbaar vanaf de aarde, behalve tijdens een zonsverduistering) kan verschillen van de berekende molad (een Hebreeuwse term die verwijst naar de "geboorte" van de maan) tot en met een paar uur, middelen de berekeningen uit over de tijd gezien. En zij zitten er altijd zeer dichtbij waarbij zich geen verloren of gewonnen tijd vermeerdert zelfs over vele eeuwen bezien.
De Hebreeuwse kalender gebruikt 29 dagen, 12 uren en 793 delen (een uur bevat 1.080 delen) als de duur van de gemiddelde maanmaand. Dit komt op 29,530590 dagen in decimale vorm. Volgens de 15e editie van de Encyclopedia Brittanicahebben moderne astronomen met gebruik van satellieten en computers een cijfer bepaald van 29,530589 - een een-miljoenste deel van een dag verschil!
Hoe kwam de Hebreeuwse kalender aan zulk een accuraat getal voor de gemiddelde lengte van de maand?
Sommigen stellen dat zij dit getal overnamen van Babylonische of Griekse astronomen. Er is echter een probleem met die theorie. Het getal dat door de Grieken, Babyloniërs en Egyptenaren gebruikt werd was niet zo nauwkeurig als het door de Joden gebruikte getal! Als we stellen dat het oude Israël het getal leende van een van hun buren uit de oudheid, waarom pasten zij het dan aan?
Hoe wisten zij hoe zij het met precies de juiste hoeveelheid aan te passen en het meer exact te maken dan het getal van wie dan ook?
Let wel, het getal dat de oude Hebreeuwse kalender gebruikte, 29,530590 dagen per maand, was hetzelfde getal dat door NASA gebruikt werd tot 1968, toen satelliet- en computertechnologie hun in staat stelde het getal met een decimale plaats te verfijnen. Hoe kon een Israëlitische rekenkundige uit de oudheid op een beter getal uitkomen dan zijn tijdgenoten? Exodus 31:1-11 laat zien dat God door Gods Geest twee mannen, Besaleël en Oholiab, bezielde om speciaal begrip en kennis te hebben die hen in staat stelde de voorwerpen benodigd voor de tempel te vervaardigen.
Gaf God door Gods Geest ook iemand de speciale vaardigheid voor het maken van astronomische berekeningen ten behoeve van de kalender?
Klaarblijkelijk maakte iemand een berekening die pas verbeterd werd toen de Verenigde Staten een man op de maan brachten!
Bevestigd de Bijbel het gebruik van verduisteringen om de duur van de ene nieuwe maan naar de andere te berekenen?
Jazeker! Let op Genesis 1:14. God plaatste de zon en de maan tot aanwijzing zowel van vaste tijden als van dagen en jaren. Het Hebreeuwse woord voor aanwijzing of teken, 'ot, is een term die vaak wijst op opmerkelijke en dramatische tekenen. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt in Exodus 4:8-9 om de dramatische wonderen te beschrijven die God verrichte in het oude Egypte. Er zijn geen meer dramatische tekenen ontworpen in de banen van de zon en maan dan zons- en maansverduisteringen. Deze tekenen vormen de basis voor een berekendekalender.
Hierbij komt ook nog dat de hemellichamen bedoeld waren voor wat de EngelseKing James Bijbel "seizoenen" noemt en wat de Jewish Publication Society VersionBijbel "bestemde tijden" noemt. Het Hebreeuwse woord is mo'ed. Dit is de term die in Psalm 104:19 gebruikt wordt waar we lezen "Hij heeft de maan gemaakt voor feestgetijden [mo'ed] " (Leidsche Vertaling). Met andere woorden, de fases van de maan bepalen de voortgang van de maand. Gods jaarlijkse feesten zijn ofwel verbonden aan de nieuwe maan aan het begin van de maand of de volle maan in het midden van de maand.
Andere bijbelse richtlijnen betreffen de seizoensgebonden bepaling van het Pascha feest en het Loofhuttenfeest. Ons wordt verteld dat het Feest der Ongezuurde Broden gevierd dient te worden in de maand Abib, wat "groene aren" betekent (Exodus 23:15). Uit Leviticus 23 leren we ook dat toen Israël eenmaal het Beloofde Land binnenging er een priesterlijke ceremonie gehouden moest worden waarbij het aanbieden van het beweegoffer, de gomer, betrokken was op de 1e dag na de wekelijkse Sabbat tijdens de Dagen van Ongezuurde Broden. De graanoogst kon niet beginnen tot na dat gebeuren. Deze bepalingen vereisen dat het Pascha in de vroege lente plaatsvindt.
Ook verwijst Exodus 34:22 naar het Loofhuttenfeest (in de tekst het "feest der inzameling") als komend bij de "wisseling des jaars" (Hebreeuws, tekufah). De term betekent letterlijk een "omtrek" of "omwenteling" van tijd - een cyclus. In het latere Rabbijnse Hebreeuws werd tekufah een technische term die verwees naar de equinoxen, doorgevoerd, naar het erop volgende seizoen. We moeten echter voorzichtig zijn het technische gebruik van middeleeuwse rabbijnen toe te schrijven aan Mozes. De term, slechts vier keer gebruikt in het Oude Testament, was oorspronkelijk meer algemeen in zijn betekenis. Het is de term in 1 Samuël 1:20 die refereert aan de tijdscyclus tussen Hanna's bevruchting en de geboorte van Samuël. In 2 Kronieken 24:23 refereert tekufah aan de tijd van het jaar waarin Syrië Juda aanviel. De laatste plaats waar het gebruikt wordt is in Psalm 19:6 waar het verwijst naar de dagelijkse omloop van de zon door de hemelen. Exodus 34:22 impliceert dus dat het Loofhuttenfeest gevierd dient te worden wanneer de cyclus van het landbouwjaar compleet is, rond de tijd dat de zomer in de herfst overgaat. Dit punt wordt iets anders gebracht in Exodus 23:16. De King James Versie vertaalt hier weer dat het Loofhuttenfeest plaats dient te vinden aan het "einde van het jaar", maar dit keer wordt een heel ander woord gebruikt, dat letterlijk "het uitgaan" van het jaar betekent. Het is dezelfde term die in Exodus 13:8 gebruikt wordt wanneer verwezen wordt naar Israël dat uit Egypte gaat. Met andere woorden, het Loofhuttenfeest komt op het moment van het "uitgaan" van het oogstseizoen van het landbouwjaar, vlak na de tijd wanneer de oogst verzameld zou worden in schuren (daarom wordt de term"feest der inzameling" gebruikt) om het te beschermen tegen het komende regenseizoen. Deze feesttijd van de zevende maand werd gevierd wanneer de zomer overging in de herfst. Om vol te houden dat tekufah niet kan verwijzen naar ook maar één dag voor de herfstequinox is om een definitie uit de Talmud - niet de Bijbel - te nemen en erop te staan dit terug te lezen in teksten die meer dan 16 eeuwen eerder geschreven zijn.
-
We hebben gezien dat de Bijbel richtlijnen geeft die een berekende kalender vereisen, zoals het Bazuinenfeest dat op één dag en niet twee gevierd dient te worden.
-
Ook laat hij zien dat de interactie tussen zon, maan en aarde gebruikt dienden te worden zodat het nummeren van de dagen van de maand verbonden zouden zijn met de fases van de maan.
-
We hebben ook gezien dat het vieren van de feesten verbonden is aan zowel het begin van de graanoogst als aan de tijd wanneer de oogsten verzameld zouden worden in schuren aan het eind van de zomer.
Maar zijn andere aspecten van de kalender, zoals de zogenaamde "uitstellen", ook nodig en gebaseerd op bijbelse principes?
We moeten opmerken dat in de Hebreeuwse kalender de nieuwe maan van dezevende maand (Tishri) berekend wordt in plaats van de nieuwe maan van de eerste maand (Abib). Omdat dit de enige nieuwe maan is die als heilige tijd bepaald is, is het ook de nieuwe maan die het belangrijkst is om vast te stellen. De andere Feesten en Heilige Dagen worden hiervandaan bepaald. Er is ook een astronomische redenvoor deze handeling, aangezien de tijd van de voorjaarsequinox tot de erop volgendeherfstequinox ongeveer een week langer is dan van de herfstequinox tot de volgende voorjaarsequinox.
De "uitstellen" zijn simpelweg kalenderaanpassingen die bepalen welke dag uitgeroepen moet worden als de eerste dag van Tishri. Terwijl er in het algemeen gesproken vier uitstel regels zijn, zijn er twee de belangrijkste. De andere twee zijn gewoon logische gevolgtrekkingen van de eerste twee, om zeker te stellen dat een jaar niet te veel of te weinig dagen heeft.
De eerste regel waar we naar dienen te kijken stelt dat als de berekende conjunctie, de molad van Tishri, valt na het middaguur op een bepaalde dag, de eerste dag van de maand "uitgesteld" wordt tot de volgende dag. Deze regel stamt van de manier waarop tijd gemeten wordt op een ronde aarde, en de tijdsduur die het de maan kost om uit conjunctie en voorbij de baan van de zon te komen. De term "nieuwe maan" in de Bijbel verwijst tenslotte naar het "repareren" van de maan. Terwijl een berekende kalender niet vereist dat de maansikkel zichtbaar is zou het op zijn minst theoretisch mogelijk moeten zijn die sikkel te zien. En het duurt zes uur na de conjunctie voordat de maan ver genoeg voorbij de zonneboog is om weer licht ervan te reflecteren - het "repareren" van de maan. Of er nu wel of niet daadwerkelijk een reflectie te zien is, is puur incidenteel, aangezien de kalender gebaseerd is op berekende gemiddelden. Het is echter duidelijk dat deze uitstelregel niet slechts gebaseerd is op Farizeese traditie maar voorgeschreven wordt door de Schrift en de astronomie.
De tweede primaire regel is dat als de berekende molad van Tishri op een zondag, woensdag of vrijdag valt, de eerste dag van de maand (op welke het Bazuinenfeest zal vallen) geacht wordt op de volgende dag te beginnen, dus op maandag, donderdag of zaterdag.
Wat is de bijbelse basis hiervoor?
In Leviticus 23, waar God Mozes voor het eerst een gedetailleerde uiteenzetting geeft van Zijn feesttijden, legde Hij uit dat de mate van heiligheid van deze dagen in twee categorieën valt. Voor zes van deze dagen - de eerste en zevende dag van Ongezuurde Broden, Pinksteren, Bazuinenfeest, de eerste dag van Loofhutten en de Achtste Dag - werd Mozes opgedragen Israël te instrueren dat er "geen slaafse arbeid" gedaan mocht worden. Echter, de wekelijkse Sabbat en de Grote Verzoendag verschilden hierin. Op deze twee dagen mocht er "geen werk in wat voor zin dan ook" gedaan worden. God plaatste deze twee dagen duidelijk in een andere categorie dan de andere. Daarbij komt nog dat bij het beschrijven van het Bazuinenfeest, de eerste dag van Loofhutten en de Laatste Grote Dag, de term shabbaton, vertaald als "Sabbat" gebruikt werd. Voor de wekelijkse Sabbat en de Grote Verzoendag werd een andere beschrijvende term gebruikt - shabbat shabbaton, vertaald als "een Sabbat van rust" of "een volkomen Sabbat".
Gelet op het feit dat God de wekelijkse Sabbat en de Grote Verzoendag apart zette in hun mate van heiligheid, zochten de Levitische priesters een manier om deze instructies te volgen bij het uitroepen van de feesttijden. Zij beseften dat de Grote Verzoendag, een shabbat shabbaton waarop geen werk van generlei soort gedaan mocht worden, niet de voorbereidingsdag voor de wekelijkse Sabbat kon zijn (wat zou gebeuren als de eerste dag van Tishri op een woensdag viel). Daarnaast vermeden zij dat de wekelijkse Sabbat zou vallen op de voorbereidingsdag voor Grote Verzoendag, wat zou gebeuren als 1 Tishri op een vrijdag viel.
Deze praktijken vermelden ook dat de wekelijkse Sabbat, shabbat shabbaton, de voorbereidingsdag was voor de andere drie herfst heilige dagen die slechts shabbatonwaren (dit zou gebeuren als 1 Tishri op zondag viel). Let op dat volgens Exodus 12:16 de eerste en zevende dag van Ongezuurde Broden in de lente in een andere categorie vielen; God had uitdrukkelijk het klaarmaken van eten op deze dagen toegestaan. En Pinksteren viel natuurlijk altijd op de 1e dag van de week als gevolg van de door God gegeven berekening.
Twee andere regels aangaande de uitstellen zijn in feite slechts logische gevolgtrekkingen van de eerste twee, waarbij het aantal dagen in een jaar gereguleerd wordt zodat de eerste van iedere maand verbonden blijft aan de nieuwe maan.
De kalenderaanpassingen met betrekking tot 1 Tishri zijn gebaseerd op instructies die God via Mozes aan het Levitische priesterschap gaf in Leviticus 23. God maakte het duidelijk dat twee dagen - Sabbat en Grote Verzoendag - een speciale mate van heiligheid hadden, en gebaseerd op die instructies zorgde het priesterschap ervoor dat hun vieringen volgens Zijn wensen verliepen.
Wie Is Verantwoordelijk voor de Kalender?
Verwacht God van individuele Christenen dat ze Zijn kalender voor zichzelf kunnen bepalen?
Vele zelf-benoemde kalender experts beweren dat hun kalender de juiste is.
Was het Gods bedoeling dat de kalender bekendgemaakt zou worden door een gezaghebbend lichaam - of is het "ieder voor zichzelf"?
In toenemende mate zien we mensen gewoon doen wat goed is in hun eigen ogen.
- Is God de auteur van zulke spirituele anarchie?
- Aan wie gaf God de verantwoordelijkheid voor de kalender?
God zei tegen Mozes: "De feesttijden des HEREN, die gij zult uitroepen als heilige samenkomsten, zijn mijn feesttijden" (Leviticus 23:2).
Maar wie moest het uitroepen doen, en wat betekent dit?
De Hebreeuwse term voor samenkomst is miqra, en verwijst naar een officieel uitgeroepen of bestemde samenkomst. In Numeri 10:2 werd Mozes verteld dat er twee zilveren trompetten gemaakt moesten worden en één van hun belangrijkste doeleinden was "het samenroepen [Hebreeuws miqra] van de vergadering".
Wie moesten de trompetten gebruiken?
Vers 8 legt uit: "De zonen van Aäron, de priesters, zullen op de trompetten blazen; dit zal u tot een altoosdurende inzetting zijn voor uw nageslacht". Vers 10 legt uit dat "ook op vreugdedagen, op uw feesten en op uw nieuwemaansdagen" de priesters de trompetten moesten blazen.
Het zelfstandig naamwoord miqra is afgeleid van het werkwoord qara, het werkwoord vertaald met "uitroepen" in Leviticus 23:2 en 23:4.
- Wat betekent het precies?
- Is het hetzelfde woord dat gebruikt wordt in Genesis 1 waar God het licht Dag "noemde" en de duisternis Nacht (Genesis 1:5), waar Hij het uitspansel Hemel "noemde" (1:8), het droge Aarde en de samengevloeide wateren Zeeën (1:10)?
Later lezen we dat God de dieren die Hij gemaakt had voor Adam bracht om te zien hoe hij ze zou noemen. "En zoals de mens elk levend wezen noemen [qara] zou, zo zou het heten" (Genesis 2:19). We zien dus dat qara betekent "te benoemen" - te benamen of te bestemmen. In Genesis 1 was het God, en in Genesis 2 was het Adam die het benamen of bestemmen deed.
Wat is nu de relatie met Gods Feestagen?
In Leviticus 23 leerden we dat een bepaalde groep ("gij", meervoud) verantwoordelijk was voor het benoemen of bestemmen van de dagen op welke de vergadering samen moest komen voor God. In Numeri 10 wordt uitgelegd dat dit "gij" verwijst naar het priesterschap, en laat de middelen zien die God hen gaf om de bestemming van de nieuwe manen en feestdagen uit te roepen. Het was niet een individuele zaak voor iedere Israëliet om voor zichzelf te bepalen, maar een collectieve zaak uit te roepen door een gezaghebbend lichaam.
Maar er is meer! De meesten lezen recht over de implicaties heen van wie de dagen benoemden, of bestemden, die als Gods toegewezen feesten zouden gelden.Het priesterschap werd het recht gegeven om die dagen te benoemen of aan te wijzen - op dezelfde manier waarop God Adam de autoriteit gaf om de dieren te benamen die Hij geschapen had. God gaf het priesterschap richtlijnen en principes waarmee ze die dagen moesten bepalen, maar Hij gaf niet letterlijk ieder detail. Hij gaf ze de principes waarmee ze een oordeel moesten maken!
Het is belangrijk het verschil op te merken tussen de wekelijkse Sabbat die God de mensheid gaf, en de jaarlijkse feesten die Hij aan de Kerk gaf. God vertelde het priesterschap niet dat ze verantwoordelijk waren voor het benoemen of vaststellen van de wekelijkse Sabbat. God Zelf had de wekelijkse Sabbat uitgeroepen aan het einde van de scheppingsweek. De mensheid moest deze heilige tijd, die God Zelf bepaald had, simpelweg "herinneren" en houden. De jaarlijkse feesten waren anders, zoals Leviticus 23:2 en 23:4 laten zien. Hoewel ieder individu gemakkelijk kon onthouden de zevende dag van iedere week als heilig te houden, was dit niet mogelijk met de jaarlijkse feesten. Hun exacte tijdstip zou ietwat variëren van jaar tot jaar, conform de principes die God aan Mozes gaf in Leviticus 23 en op andere plaatsen. We zien dus dat terwijl de wekelijkse Sabbat door ieder van ons individueel onthouden dient te worden, de jaarlijkse feesten op de kalender benoemt of bepaalt dienen te worden door een gezaghebbend lichaam. Zij waren nooit als individuele zaak bedoelt!
Als ieder van ons een eigen kalender gaat bepalen, zullen we eindigen met het vieren van de feesten op een veelheid van verschillende dagen. Maar God is niet een God van wanorde (1 Korintiërs 14:33) noch is Hij de bron van de geestelijke anarchie die zo velen tegenwoordig verkondigen. Paulus schreef de broeders in Kolosse dat zij zich door niemand moesten laten oordelen in zaken zoals de heilige dagen, nieuwe manen of Sabbatten, maar in plaats daarvan "het lichaam van Christus" - de Kerk (Kolossenzen 2:16-17, St.V.). De Kerk van God heeft keer op keer geconcludeerd dat de huidige Hebreeuwse kalender, bewaard in de Joodse gemeenschap, gezaghebbend is voor Christenen van vandaag.
Welke Kalender Gebruikte Christus?
We weten vanuit het Nieuwe Testament dat Jezus Christus de Gods Feesten en Heilige Dagen vierde die in Leviticus 23 bevolen worden.
Deed Hij dat gebaseerd op een berekende kalender zoals we die vandaag gebruiken - een waarin ook de zogenoemde "uitstellen" verwerkt zijn - of gebruikte Hij een kalender puur gebaseerd op het fysiek waarnemen van de nieuwe maan?
Eén ding is zeker: Jezus Christus deed het juiste! Als we weten wat Hij deed, dan hoeven we alleen Zijn voorbeeld te volgen.
Maar is het mogelijk te weten wat Hij deed?
Absoluut!
De plaats om het soort kalender te vinden die als gezaghebbend gezien werd tijdens Jezus' menselijke leven is niet de Talmud en latere rabbijnse geschriften. Deze documenten werden geschreven ruim na die tijd, en beschrijven de geschiedenis met een Farizeese bevooroordeling. Aangezien de Farizeeën de Joodse gemeenschap domineerden na de verwoesting van de tempel, werden hun tradities na verloop van tijd gezien als de norm voor het Jodendom. De rabbijnen die de Talmud samenstelden waren hun opvolgers, en zochten vaak manieren om latere traditie in eerdere geschiedenis te lezen.
Het is interessant dat velen die beweren de Hebreeuwse kalender te verwerpen, omdat zij het als een traditie van de Farizeeën beschouwen, de Talmud als hun bron van kalender informatie en definities gebruiken - in plaats van simpelweg de Bijbel zelf! Latere rabbijnen probeerden de tradities van een kalender van waarneming (de voorkeur van de Farizeeën) met de principes van een berekende kalender (bewaard door de Sadduceeën) te verenigen, maar de twee zijn niet echt verenigbaar. Veel van de kromme logica van de Talmud met betrekking tot de kalender komt vanuit zijn poging het onverenigbare te verenigen. We zijn echter niet afhankelijk van de Talmud, of zelfs van Josephus, om te weten welke kalender Christus gebruikte. We hebben het gezaghebbende verslag van het Nieuwe Testament zelf!
Vanuit het Bijbelverslag zijn we in staat om de dagen van de week te achterhalen waarop drie feesten tijdens Christus prediking vielen. Zoals we zullen zien zijn deze drie feesten slechts verenigbaar met één kalender model - de kalender die Jezus Christus gebruikte wordt dus geopenbaard door het Nieuwe Testament!
Het jaar van Christus' kruisiging, en dus van Zijn laatste Pascha, kan duidelijk vastgesteld worden door de profetie in Daniël 9 in verband te brengen met de historische gebeurtenis in Ezra 7. Daniël legde uit dat er een tijdsperiode van 70 profetische "weken" - oftewel 70x7= 490 profetische "dagen" = jaren - zou zijn. We worden verteld dat 69 van deze "weken" (dus 483 jaren) zouden verstrijken vanaf het bevel om Jeruzalem te herbouwen tot het verschijnen van de Messias. Ezra beschrijft het decreet van Koning Artaxerxes waarmee de telling van de profetische "weken" begint.
Wereldse geschiedschrijving maakt het duidelijk dat het zevende jaar van Artaxerxes in 458-457 v. Chr. viel. De enige vraag is of de schrijver van Ezra-Nehemia (één boek in de Hebreeuwse tekst) de jaren van Artaxerxes' regering berekende van herfst tot herfst of van lente tot lente. Een zorgvuldige vergelijking van Nehemia 1:1 en 2:1 laat zien dat een herfst tot herfst berekening gebruikt werd. Nehemia verwijst naar een gebeurtenis in de maand Kislew (december) van het 20e jaar van Artaxerxes, gevolgd door een gebeurtenis in de maand Nisan (april) van het 20e jaar van Artaxerxes. De enige manier waarop beide gebeurtenissen in het 20e jaar van de koning zouden kunnen plaatsvinden zou zijn wanneer de schrijver de jaren van de regering van de koning berekende van herfst tot herfst.
Dit betekent dat wanneer Ezra 7 stelt dat Ezra in Jeruzalem aankwam met het bevel in de nazomer (vijfde maand; vers 8) tijdens het zevende jaar van Artaxerxes, dit moet verwijzen naar 457 v. Chr. Als we 483 jaar verder kijken, brengt ons dit net voor het herfst feestseizoen van 27 na Chr. Dit zou zijn wanneer Jezus gedoopt werd door Johannes de Doper en Zijn drie-en-een-half-jaar durende prediking zou beginnen - Hij begon in de herfst van 27 na Chr. en werd gekruisigd in de lente van 31 na Chr.
Deze verwijzing in Ezra geeft ons een vast vergelijkingspunt. We weten ook van het Bijbelverslag, naast deze kalenderkwesties, dat Jezus Christus op een woensdag gekruisigd werd en drie dagen en drie nachten later opgewekt werd. Dit betekent dat het Pascha van 31 na Chr., de door de Bijbel vastgestelde tijd van Zijn kruisiging, op een woensdag moest vallen. Daarbij komt nog dat nog bij twee andere feestdata de dag van de week duidelijk gemaakt wordt. Eén is de Laatste Grote Dag van 30 na Chr., die op een wekelijkse Sabbat viel. En de Schrift toont dat de tweede Heilige Dag van Ongezuurde Broden in 29 na Chr. op een wekelijkse Sabbat viel. Let nu op hoe we deze twee feesten dateren.
Johannes hoofdstuk 7 t/m 10 verhaalt de gebeurtenissen van het herfst feestseizoen voorafgaand aan Jezus' laatste Pascha. Een zorgvuldig lezen laat ook zien dat de meeste gebeurtenissen van Johannes hoofdstuk 8 t/m 10 gebeurden op de Laatste Grote Dag. Jezus' woorden in de tempel tijdens de avond van deze dag zijn opgeschreven in Johannes 7:37-39. In vers 53 gaan Jezus en Zijn discipelen naar de Olijfberg om de nacht door te brengen en komen ze de volgende ochtend vroeg terug - het dagdeel van de Laatste Grote Dag (Johannes 8:1-2).
Als we simpelweg doorlezen door de volgende hoofdstukken, vinden we dat de vrouw betrapt op overspel en de genezing van de blinde man beide op deze zelfde dag vielen. Uit Johannes 9 wisten we al dat de blinde man genezen was op een jaarlijkse Sabbat; Johannes 9:14, gebruik makend van het bepaald lidwoord in de referentie aan de Sabbat, stelt duidelijk dat het ook een wekelijkse Sabbat was, en daarom werd er ook zo'n ophef gemaakt over de genezing.
Johannes geeft ons de basis voor het reconstrueren van de chronologie van Christus' prediking, de nadruk leggend op Jezus' woorden en daden op een aantal specifieke feestvieringen. We hebben al gezien dat Johannes de Doper Christus doopte in de herfst van 27 na Chr., precies wanneer Daniël's profetie liet zien dat de Messias zou verschijnen. Zes maanden later, tijdens het Pascha van 28 na Chr., kwam Hij plotseling in de tempel en begon Zijn openbare prediking (Johannes 2). Als we zorgvuldig Johannes hoofdstuk 6-13 lezen, zien we dat dit een opeenvolgend verslag is van het laatste jaar in Jezus' leven, van het Pascha van 30 na Chr. tot het Pascha van 31 na Chr. Daarom is het enige Pascha dat niet aangehaald wordt in Johannes' evangelie, dat van 29 na Chr. - en de gebeurtenissen van dat jaar's feestseizoen worden afdoende behandeld in de andere drie Evangeliën.
Matteüs, Markus en Lucas beschrijven alledrie de discipelen die graan plukken om te eten tijdens een wandeling met Jezus door de graanvelden. De plaatsing van dit voorval - in Matteüs 12:1-8, Markus 2:23-28 en Lucas 6:1-4 - laat zien dat dit vroeg in Zijn prediking voorviel, niet tijdens het Pascha het jaar voor Zijn kruisiging. Dit laat alleen het Pascha over van 29 na Chr.
Hoe weten we dat dit voorval plaatsvond tijdens het Pascha?
Lucas 6:1 maakt dit duidelijk door te beschrijven dat het gebeurde "op de tweede eerste Sabbat" (St.V.).
Wat betekent dat?
De Griekse uitdrukking die gebruikt wordt is en sabbato deuteroproto, wat letterlijk betekent "de tweede Sabbat van de eerste rang". Deze uitdrukking kan alleen verwijzen naar de zevende dag van Ongezuurde Broden, de tweede Sabbat van de eerste rang die valt gedurende het jaar.
De rest van het verhaal - vastgelegd in de verslagen van Matteüs, Markus en Lucas - laat zien dat dit ook een wekelijkse Sabbat was. Alle drie de schrijvers brengen het gebeuren in het graanveld in verband met een later incident beschreven als "een andere Sabbat" (Lucas 6:6) toen Jezus de man met de verschrompelde hand genas. Deze zin, samen genomen met wat aangehaald wordt in Markus 2:27-28 - dat de Sabbat gemaakt is om de mens, en niet de mens om de Sabbat - benadrukt dat dit een wekelijkse Sabbat was. Lucas is de enige schrijver die het gegeven toevoegt dat dit plaatsvond op de tweede Heilige Dag van Ongezuurde Broden.
Verschaffen deze feiten ons bewijs voor het soort kalender dat Jezus erkende gedurende Zijn leven?
Let op wat, gebruik makend van de berekende Hebreeuwse kalender van vandaag, de data van deze gebeurtenissen in Christus' prediking zouden zijn. Onthoud dat vandaag de dag, de schrikkeljaren, de jaren 3, 6, 8, 11, 14, 17 en 19 zijn van een cyclus van 19 jaar in plaats van de eerdere 2, 5, 7, 10, 13, 16 en 18.
Hoe komen de data van de berekende kalender eruit in vergelijking met wat verkregen zou zijn door waarneming van de nieuwe maansikkel?
In 29 na Chr. zou de laatste dag van Ongezuurde Broden plaatsgevonden hebben op Sabbat 23 april, volgens onze traditionele berekende Hebreeuwse kalender. Deze datum wordt gevonden door een van de uitstelregels toe te passen, aangezien demolad (of nieuwe maan) van Tishri dat jaar plaatsvond na de middag en het herkennen van Tishri 1 zou daarom uitgesteld zijn tot de volgende dag. Dit is de enige manier waarop de laatste Heilige Dag van Ongezuurde Broden uit zou kunnen komen op een wekelijkse Sabbat in 29 na Chr. In contrast hiermee staat het gebruik van computermodellen om de tijd vast te stellen van de waarneembare nieuwe maan in Judea, waarmee de fysieke waarneming de laatste Heilige Dag van Ongezuurde Broden zou doen vallen op de 1e dag van de week, 24 april in 29 na Chr.
Ten aanzien van de Laatste Grote Dag in 30 na Chr., berekening op basis van de traditionele Hebreeuwse kalender laten zien dat deze zou hebben gevallen op Sabbat 7 oktober. Geen uitstelregels zouden hierin betrokken zijn. Maar, veelbetekenend, de Laatste Grote Dag zou gevallen zijn op de wekelijkse Sabbat als en alleen als de kalender gebaseerd zou zijn op de berekende molad (de gemiddelde conjunctie), nietde zichtbare waarneming van de nieuwe sikkel. Dit wordt duidelijk gemaakt door het computermodel voor de waarneembare nieuwe maan in 30 na Chr. te bestuderen. De eerste zichtbare sikkel zou niet eerder in Jeruzalem gezien kunnen zijn dan in de nacht van de 1e dag, 17 september, waarmee het Bazuinenfeest op maandag 18 september zou vallen en de Laatste Grote Dag op maandag 9 oktober.
In 31 na Chr. was de berekende datum voor 1 Nisan, volgens de traditionele Hebreeuwse kalender, donderdag 12 april. Dit zou voorgekomen zijn alleen als de uitstelregel die niet toestond dat het Bazuinenfeest op een vrijdag viel zou gelden. De berekende molad van Tishri kwam op een vrijdag in 31 na Chr., en alleen door 1 Tishri uitgesteld te hebben naar een Sabbat zou het Pascha in 31 na Chr. op een woensdag vallen. Het is waar dat de waarneembare nieuwe maan van Nisan ook gezien zou moeten zijn op donderdag 12 april, daarmee samenvallend met de berekende datum voor 1 Nisan. Echter, we hebben zojuist gezien dat de data van de andere Heilige Dagen vermeldt tijdens Christus' prediking alleen samenvallen met de juiste dag van de week wanneer zij bepaald zijn op basis van een berekende molad in plaats van een waarneembare sikkel. Zoals we al eerder zagen vereisen de bijbelse richtlijnen berekening in plaats van waarneming.
Er is nog een extra aandachtspunt met betrekking tot het tijdstip van het Pascha in 31 na Chr. Het Pascha zou alleen op 25 april gevallen zijn als 31 na Chr. als een ingelast jaar gerekend zou zijn. Anders zou het Pascha een maand eerder gevallen zijn - op maandag 26 maart! Tenzij de priesters een vaste cyclus van ingelaste jaren volgden zou er geen reden geweest zijn om het Pascha in april in plaats van maart te vieren dat jaar! De equinox viel op 23 maart in dat jaar, en er zou zeker een kleine hoeveelheid rijp graan zijn geweest dat de priesters konden aanbieden op de dag van het Beweegoffer - 28 maart volgens de rekening van de Farizeeën en zondag 1 april volgens de rekening van de Sadduceeën.
De tijden van de drie feesten tijdens Christus' prediking zijn duidelijk te zien in het Nieuwe Testament. Het Pascha van 31 na Chr. zou alleen op een woensdag gevallen zijn als er een vaste kalendercyclus was die 31 na Chr. een ingelast jaar zou maken. Een berekende kalender zou vereist hebben dat 1 Tishri uitgesteld werd van vrijdag naar zaterdag zodat het dateren correct uit zou komen. En de Laatste Grote Dag van 30 na Chr. zou alleen op een wekelijkse Sabbat gevallen zijn als er een berekende kalender gebruikt werd, alhoewel er dat jaar geen uitstellen in die kalender nodig geweest zouden zijn. Met betrekking tot de laatste Heilige Dag van Ongezuurde Broden in 29 na Chr., deze zou alleen op een wekelijkse Sabbat gekomen zijn als een berekende kalender gebruikt werd en de middag uitstelregel van toepassing was. De Evangeliën tonen duidelijk dat deze Heilige Dagen op een manier plaatsvonden die alleen plaatsgevonden kon hebben als een berekende kalender gebruik makend van de uitstelregels van toepassing was in Jezus Christus' tijd.
Een Kalender voor de Kerk Vandaag
De regels voor de huidige Hebreeuwse kalender - de kalender die traditiegetrouw gebruikt is door de Kerk van God - zijn gebaseerd op bijbelse principes. Deze regels kunnen, zoals we gezien hebben, direct afgeleid worden van de Bijbel en hangen niet af van de traditie van de Talmud en legenden. Bovendien laten de Schriften duidelijk zien dat God een gezaghebbend lichaam aanwees, namelijk het priesterschap, verantwoordelijk voor het benoemen of bestemmen van de jaarlijkse feesten. Dit was nooit bedoeld als zaak van individuele interpretatie. Daarbij komt nog het voorbeeld van Jezus Christus Zelf, zoals in de Evangeliën vermeld. De kalender die Hij gebruikte is veel meer dan alle alternatieven in overeenstemming met de kalender die de Kerk van vandaag gebruikt.
De Kerk is duidelijk en consistent van oordeel dat Christenen de Hebreeuwse kalender moeten gebruiken bij het houden van Gods feesten. Het is interessant te zien dat we historische getuigen en getuigenissen hebben, van niemand minder dan de Romeinse keizer Constantijn, dat drie eeuwen na Christus' kruisiging de ware Kerk nog steeds haar feesttijden bepaalde aan de hand van dezelfde kalender die de Joodse gemeenschap gebruikte. Op het Concilie van Nicea, gehouden in 325 na Chr., werd het tijdstip van het Pascha ter discussie gesteld (de vroege Katholieken vervingen het Pascha met paaszondag, maar gebruikten nog steeds de bijbelse naam - de Griekse term pascha).
Let op een aantal citaten uit Constantijn's uitvaardiging zoals vastgelegd door de vroege kerkhistoricus Eusebius. Hij schreef dat het "een hoogst onwaardig iets scheen dat we de gewoonte van de Joden zouden volgen in de viering van deze meest heilige samenkomst..... het gebruik van deze mensen verwerpend zouden we, voor alle toekomende generaties, de viering van deze rite op een meer legitieme manier moeten voortzetten...... Laat ons dan niets gemeenschappelijks hebben met het uiterst vijandige uitschot van de Joden..... laat ons onszelf afzonderen, mijn hooggeëerde broeders, van die verfoeilijke gemeenschap. Het is werkelijk ten hoogste absurd dat zij zichzelf hooghartig erop beroemen dat wij zonder hun instructie deze rite niet op de juiste manier kunnen vieren.....[zij vervolgen] hun weg in de grootste fout, in plaats van netjes hun berekening te hervormen....." (Een Geschiedkundige Blik op het Concilie van Nicea, Eusebius, p.52-53). Constantijn, zoals vele zelfbenoemde experts van vandaag, zag zichzelf als meer onderlegd in de kalender dan de Joden, en stelde dat zij hun berekening moesten hervormen. Constantijn's aanval was echter niet gericht op het beïnvloeden van de Joden, maar op die Christenen die de Joodse kalender volgden bij het bepalen van de tijd voor het Pascha. De ware Kerk volgde niet haar eigen kalendermodel; in plaats daarvan gebruikte zij hetzelfde model dat Jezus zelf gevolgd had - degene die bewaard en gebruikt werd door de Joden!
Is de Hebreeuwse kalender geldig voor de Kerk van God van vandaag?
Absoluut!
- Zij volgt de geopenbaarde richtlijnen van de H. Schrift.
- Werd verkondigd door autoriteiten die door Jezus Christus Zelf geaccepteerd werden, en.....
- Werd door de Kerk van God gebruikt vanaf het begin.
Wat zouden we nog meer willen?