Dit artikel is de vertaling van het Engelstalige artikel “The Balfour Declaration Turns 100” (This Is London Calling) door John Meakin, verschenen in het Tomorrow’s World magazine van november-december 2017.
Op 2 november 1917 werd de Balfour-verklaring de belangrijkste katalysator voor een van de grootste keerpunten in de wereldgeschiedenis: de terugkeer van de Joden naar een nationaal thuisland na bijna 2.000 jaar verbanning.
Laten we op deze 100e verjaardag ervan de tijd nemen om nader te bezien hoe en waarom deze baanbrekende Verklaring tot stand kwam en, bovenal, ontdekken hoe ze in nauw verband staat met de vervulling van Bijbelse profetieën.
Lord Arthur Balfour was minister van Buitenlandse Zaken in het Britse oorlogskabinet van David Lloyd George. Beiden waren toegewijde zionisten en weerspiegelden de overtuigingen van Chaim Weizmann, de belangrijkste zionistische lobbyist. Balfour raakte ervan overtuigd dat een thuisland voor de Joden in het gebied dat gewoonlijk ‘Palestina’ werd genoemd om uiteenlopende redenen wenselijk was, en in het belang van zowel de Joden als Groot-Brittannië.
Wat drijft het zionisme?
Theodor Herzl was een Hongaarse joodse journalist die ervan overtuigd raakte dat antisemitisme kon worden verslagen noch genezen. Het kon alleen worden gemeden en vandaar dat de enige oplossing voor de Joden was hun eigen staat te hebben. In 1896 werd zijn invloedrijke boek De Jodenstaat gepubliceerd, en hij stichtte [het jaar daarop] de Zionistische Wereldorganisatie die onder Chaim Weizmann in de loop van de tijd veel invloedrijker werd. De schok van de Eerste Wereldoorlog versnelde in hoge mate de discussie over een Joods thuisland en maakte deze meer urgent.
In juni 1917 vroeg Balfour aan lord Walter Rothschild, titulair hoofd van de Joodse gemeenschap in Groot-Brittannië, en Chaim Weizmann om, samen met zijn zionistische collega’s, het eerste concept van een verklaring op te stellen dat het kabinet in overweging kon nemen. Het kostte verscheidene maanden om verschillende opinies grondig door te nemen en verscheidene nauwkeurig verwoorde concepten te ontwerpen alvorens een definitieve verklaring tot stand werd gebracht en algemeen goedgekeurd. Hier volgt de precieze verwoording uit een brief van Balfour aan lord Rothschild:
Zijne Majesteits Regering staat welwillend tegenover de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk, en zal haar beste krachten aanwenden de verwezenlijking van dit doel te bevorderen, waarbij het duidelijk moet zijn dat niets zal worden ondernomen dat de burgerlijke en godsdienstige rechten van niet-Joodse gemeenschappen in Palestina zou kunnen aantasten, of de rechten en de politieke status die Joden genieten in enig ander land.
Helaas sprak de Verklaring niet over de politieke rechten van de bestaande (Arabische) gemeenschappen in het gebied – een fataal verzuim dat zou bijdragen aan tientallen jaren van intens conflict in het Midden-Oosten, dat tot de huidige dag voortduurt. Het zoeken naar een permanente vrede gaat door. De lokale bevolking van het Heilige Land werd nooit geconsulteerd over enig concept van de Verklaring; in die tijd was Palestina amper te onderscheiden als een afzonderlijke eenheid en bestond hoofdzakelijk uit een spaarzaam bevolkt en verwaarloosd gebied van Beneden-Syrië.
De reacties op de Verklaring waren onvermijdelijk gemengd, maar ze genoot een sterke Britse, Amerikaanse en Franse steun. De reactie uit het Midden-Oosten bleef aanvankelijk uit. Groot-Brittannië, gevangen tussen conflicterende politieke verplichtingen, scheen op een bepaald ogenblik aan de kant te staan van de Arabische ambities voor een eigen thuisland in hetzelfde gebied, in ruil voor verzet tegen de Ottomaanse Turken. Het toneel was gereedgemaakt voor een grote botsing van belangen. Er ontstond onverbiddelijk een felle oppositie doordat het Arabische nationalisme zich naast een snel groeiend Joods nationalisme ook snel ontwikkelde.
De Conferentie van San Remo van 1920 in Italië en de overeenkomst van de Volkenbond in 1922 bevestigden het concept van een Brits mandaat om Palestina te besturen, gebaseerd op de Balfour-verklaring, te beginnen in september 1923. Dit mandaat duurde tot 14 mei 1948, toen de stichting van de Staat Israël werd afgekondigd, op welk moment het belang van de Balfour-verklaring werd erkend en Chaim Weizmann tot de eerste president van Israël werd benoemd.
Het is weinig bekend dat de Verenigde Staten in september 1922 zijn eigen versie van de Balfour-verklaring opstelde, de zogenaamde Palestina Lodge-Fish Resolution . Hierin werd sterk gelijkende taal op die in Balfour gebruikt, maar bevatte tevens de zin “. . . en dat de heilige plaatsen en religieuze gebouwen en terreinen in Palestina voldoende zullen worden beschermd” (zie bijvoorbeeld The American Balfour Declaration [De Amerikaanse Balfour-verklaring] door Paul Azous).
Israël en Bijbelse profetie
Eén veelzeggend element van steun voor de Balfour-verklaring kwam van wat wordt genoemd het christelijk zionisme – zij die geloven dat de terugkeer van de Joden naar het Heilige Land is geprofeteerd als voorafgaande aan de terugkeer van Jezus Christus, en dat een Joodse terugkeer naar het Land Israël moet worden ondersteund als een middel om dergelijke profetieën te vervullen. De wortels van die gedachte gaan helemaal terug naar de protestantse Reformatie. De Bijbelse waarheid over de Joden die terugkeren naar het Heilige Land spreekt echter over een gebeurtenis op veel grotere schaal.
God maakte aan de twaalf stammen van Israël heel duidelijk dat als zij de voorwaarden van Zijn verbond dat bij Sinaï was gesloten niet gehoorzaamden, zij allemaal uit het Beloofde Land zouden worden verwijderd (zie Deuteronomium 28:58-64; 29:24-28). En dit is wat er in de eeuwen daarna is gebeurd.
Maar God is altijd getrouw! En Zijn trouw gaat uit naar alle twaalf stammen van Israël, niet slechts naar de twee stammen Juda en Benjamin (en hun bijbehorende Levieten), vertegenwoordigd door de Joden. Hij beloofde dat alle twaalf stammen die over de wereld verspreid waren naar hun land zouden terugkeren, weer samengevoegd zouden worden als één enkele natie onder God en dat hun een gehoorzaam hart gegeven zou worden om zelfs nog grotere zegeningen te ontvangen dan daarvoor (zie bijvoorbeeld Deuteronomium 30:1-5; Jeremia 31:31-34). De tijd van in vervulling gaan van deze profetieën ligt nog in de toekomst en is verbonden met Christus’ terugkeer (zie ook Ezechiël 37:15-28).
Ondersteunt de Bijbel dus het idee van een Joodse terugkeer naar het Heilige Land vóór de terugkeer van Jezus Christus? De beroemde profetie op de Olijfberg van Mattheüs 24, die kort vóór Christus’ tweede komst (v. 3) zal worden vervuld, bevat een raadselachtige verwijzing naar “. . . de gruwel van de verwoesting” waarvan gesproken is door de profeet Daniël . . .” (v. 15). Daniël verwijst tweemaal naar een verwoestende gruwel (Daniël 11:29-32; 12:7-13) die in verband staat met de beëindiging van het dagelijkse offer.
Om dit te laten gebeuren moet het dagelijkse offer eerst beginnen! En wie zal met dergelijke offers gaan beginnen? Zeer waarschijnlijk dezelfde mensen wier historische taak het was ze uit te voeren – levitische priesters, te vinden in het Huis Juda, van wie sommigen nu naar hun eigen natie zijn teruggekeerd.
Dit is slechts een van de gebeurtenissen in wording die op zekere dag de snelle vervulling van de eindtijdprofetieën aankondigen, en daarmee het einde van dit tijdperk en het begin van een betere wereld onder de verheerlijkte Jezus Christus inluiden. Als u daarover meer wilt weten, vraag dan om ons fascinerende en gedetailleerde gratis boekje Het Midden-Oosten in de profetieën, dat ook verkrijgbaar is op onze website.