Onze inspanningen om voor God te spelen op het gebied van kunstmatige intelligentie hebben ons iets belangrijks geleerd over wat het is om mens te zijn.
Dit is de vertaling van het Engelstalige artikel “In Our Own Image” door Wallace G. Smith, verschenen in het Tomorrow’s World magazine van augustus 2021.
Kunstmatige intelligentie of AI (Artificial Intelligence), is niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven. Het maakt onze apps krachtig , verwerkt onze kredietaanvragen, herkent gezichten om onze smartphones te ontgrendelen en beslist welke advertenties we op internet zullen zien. Het is praktisch alomtegenwoordig, tot het punt dat we het bijna niet meer opmerken. Snapchatgebruikers maken video's voor hun vrienden en en maken daarbij gebruik van grappige filters waardoor ze eruitzien als dieren of stripfiguren, maar allemaal zonder enig besef van de AI-ontwikkelingen die hun gegiechel mogelijk maakte.
En onze krantenkoppen blijven verbazingwekkende nieuwe prestaties op het gebied van AI melden. Sommige zijn opwindend, zoals het succes van DeepMind's AlphaGo-programma bij het verslaan van 's werelds beste Go-spelers, andere zenuwslopend, zoals meldingen van de Verenigde Naties dat AI-dronesystemen mogelijk in recente conflicten gebruikt zijn om menselijke strijders aan te vallen, waarbij het besluit om te 'doden' gemaakt werd zonder dat er menselijke controle aan te pas kwam .
Maar ondanks alle manieren waarop AI ons leven en onze wereld aan het veranderen is, voldoet het nog steeds niet aan wat de meesten denken als ze de woorden 'kunstmatige intelligentie' horen. Dat komt omdat, hoe verbazingwekkend ze ook zijn, de meeste AI-toepassingen ̶ in vergelijking met mensen ̶ opmerkelijk dom zijn.
De kaart-app in uw smartphone kan de beste route terug naar uw hotel vinden, maar kan onderweg niet met u praten over het restaurant dat u net verlaten heeft. AlphaZero (een 'telg' van AlphaGo) zal u bij het schaken verslaan, maar zal niet nadenken over de voordelen van het af en toe opbergen van het schaakbord en het doorbrengen van tijd buiten. En de AI-drones die mogelijk zijn bedoeld zijn om soldaten aan te vallen in de Libische burgeroorlog hebben nooit gepauzeerd om de morele gevolgen van hun acties te overwegen.
Zoals Dave Gershgorn voor het Quartz magazine schreef:
Onze beste AI van vandaag kan zeer specifieke taken uitvoeren. AI kan met verbazingwekkende nauwkeurigheid en snelheid een voorstelling identificeren. AI kan onze spraak omzetten in woorden of tekstfragmenten van de ene taal naar de andere vertalen. Het kan de prestaties van aandelen analyseren en resultaten proberen te voorspellen. Maar dit zijn allemaal afzonderlijke algoritmen, elk specifiek geconfigureerd door mensen om uit te blinken in hun enkele taak. Een algoritme voor spraaktranscriptie kan de woorden die het van spraak naar tekst omzet niet definiëren, evenals een vertaalalgoritme dat ook niet kan. Er is geen begrip; het zijn gewoon overeenkomende patronen ('Inside the mechanical brain of the world’s first robot citizen', 12 november 2017).
'Er is geen begrip.' Dat is het probleem.
In de jaren vijftig gingen veel onderzoekers, vol van het succes op het relatief nieuwe gebied van informatica ̶ en gemotiveerd door de overtuiging dat de mens in wezen niet veel meer was dan een zeer gecompliceerde machine ̶ ervan uit dat binnen enkele decennia computers gemaakt zouden kunnen worden met een capaciteit om te leren en te begrijpen gelijkwaardig aan die van het menselijk verstand. Met behulp van draden, printplaten en onze eigen vindingrijkheid zouden we ooit in staat zijn om onszelf te reproduceren door technologie en machines te creëren die echt denken zoals wij.
De tijd is niet in het voordeel voor hun ambities geweest, en de taak is veel moeilijker gebleken dan vroege onderzoekers gedacht hadden.
Van AI naar AGI
Maar de droom leeft voort en computerwetenschappers over de hele wereld proberen nog steeds een machine te maken naar ons eigen beeld ̶ een echt denkende machine. Om onderscheid te maken tussen de enge 'probleemoplossende' benadering die veel van het AI-werk dat we tegenwoordig zien domineert en het grotere doel van het creëren van programma's of systemen die daadwerkelijk op dezelfde manier kunnen denken en begrijpen als de menselijke geest, noemen veel onderzoekers het laatste 'kunstmatige algemene intelligentie', of AGI (Artificial General Intelligence).
Net als bij AI hebben we opmerkelijke vooruitgang gezien op het gebied van AGI. Maar hoe dicht zijn we bij het creëren van machines die echt kunnen denken en begrijpen zoals wij?
Een robot met de naam Sophia is een van de meest beroemde publieke gezichten van AGI. Gebouwd door het in Hong Kong gevestigde Hanson Robotics ̶ dat veel media-aandacht kreeg ̶ werd Sophia zo gemaakt dat ze eruitzag als het bovenlichaam van een vrouw, met een maskerachtig menselijk 'gezicht' en zichtbare draden en circuits weergegeven aan de achterkant het 'hoofd' ervan. Deze machine is geprogrammeerd om menselijke gezichten te volgen, menselijke gezichtsuitdrukkingen weer te geven en te reageren op menselijke gesprekken.
Sophia haalde het nieuws met de bekendmaking op oktober 2017 dat Saoedi-Arabië 'haar' tot de eerste niet-menselijke burger verklaard had. Een maand later kenden de Verenigde Naties 'haar' de titel 'Innovatiekampioen' toe. Door toespraken te houden voor een groot publiek en te gast te zijn in talkshows laat op de avond, wordt Sophia door 'haar' pers aangeprezen als een drastische stap voorwaarts in robotica en in denken en interageren als een mens.
De werkelijkheid is minder indrukwekkend.
Hoewel er in Sophia echte AI-technologie aan het werk is ̶ en een gelegenheid voor waardevol onderzoek ̶ is de animatronische robot ook gedeeltelijk een doorgaande publiciteitsstunt. 'Haar' toespraken zijn vaak vooraf geschreven, en de makers van de robot erkennen dat Sophia dient als een soort 'door mensen gemaakt sciencefictionpersonage dat de toekomst van AI en robotica weergeeft', en niet als een echt, functionerend voorbeeld van die toekomst. Zoals James Vincent in november 2017 voor The Verge schreef, ziet Ben Goertzel, voormalig hoofdwetenschapper van Hanson Robotics, Sophia als een artistiek middel om anderen te inspireren te geloven in het potentieel van AGI, niet als een daadwerkelijke verwezenlijking van dat potentieel.
Creatie of imitatie?
Maar terwijl Sophia inspireerttot debat ̶ en in sommige kringen tot spot ̶ is er echte vooruitgang in AI met nieuwe technologische hoogstandjes, maar die toch ook heel duidelijk illustreert hoe ver we nog moeten klimmen.
In de zomer van 2020 onthulde het bedrijf OpenAI in San Francisco zijn kunstmatig intelligente systeem GPT-3. De New York Times meldde in november van dat jaar dat GPT-3 door middel van machinaal leren getraind werd om menselijke taal te 'begrijpen' door het met bijna een biljoen woorden via internet te voeden ̶ een proces dat maanden in beslag nam, tientallen miljoenen dollars kostte, en een gespecialiseerde supercomputer vereiste. Hun resultaten zijn indrukwekkend. Toen het AI-systeem gevraagd werd de vraag 'Hoe worden we creatiever?' te beantwoorden in de stijl van poppsycholoog Scott Barry Kaufman, meldde de New York Times dat GPT-3 met de volgende alinea reageerde:
Ik denk dat creatieve expressie een natuurlijk bijproduct is van het opgroeien in een diverse wereld. Hoe diverser de wereld is, des te meer je blootgesteld wordt aan verschillende mensen, aan verschillende kansen, aan verschillende plaatsen en aan verschillende uitdagingen. En hoe diverser dat is, des te groter de kans is dat je de puntjes op de i kan zetten om iets nieuws te formeren. En in veel opzichten denk ik dat als je creatief wilt zijn, je er gewoon voor moet gaan. Als je schrijver wilt zijn, moet je schrijven, als je musicus wilt zijn, moet je muziek maken, als je toneelspeler wilt zijn, moet u toneelspelen, en hoe meer je creëert, des te groter de kans is dat je op een aantal interessante dingen zult stuiten.
Zelfs Kaufman gaf toe dat de alinea griezelig veel leek op iets dat hij zou zeggen, hoewel het volledig origineel voor de AI was. En de mogelijkheden van GPT-3 houden niet op bij het imiteren van schrijvers. Het heeft aangetoond dat het in staat is poëzie, verhalen en muziek te genereren, Spellen te spelen waarvoor het niet geprogrammeerd was, zoals schaken en Go, en zelfs originele, functionele computercode te creëren. Sommige van deze resultaten verrasten zelfs de makers van het systeem.
David Chalmers, hoogleraar filosofie en neurale wetenschappen aan de New York University, noemde GPT-3 “een van de meest interessante en belangrijke AI-systemen ooit geproduceerd”, en zei dat zijn vermogen om gloednieuwe taken op te pakken na aan enkele voorbeelden te zijn blootgesteld “aanwijzingen van algemene intelligentie” laat zien (DailyNous.com). Maar is GPT-3 aan het denken? Is het een systeem dat echt aan de rand van kunstmatige algemene intelligentie staat?
Nee, dat is het niet. Een artikel in de New York Times merkte op dat “als je om tien alinea's in de stijl van Scott Barry Kaufman vraagt, je er misschien vijf krijgt die overtuigend zijn ̶ en vijf andere die dat niet zijn.” Computerwetenschapper Mark Riedl legt uit: 'Het is heel duidelijk verwoord. Het is erg goed in het produceren van redelijk klinkende tekst. Wat het echter niet doet, is van tevoren nadenken. Het plant niet wat het gaat zeggen. Het heeft niet werkelijk een doel.'
De creatie van GPT-3 was een hele prestatie voor zijn menselijke makers. Maar wat heeft GPT-3 zelf bereikt?
Neurochirurg Michael Egnor schrijft op MindMatters.ai en benadrukt vaak het fundamentele verschil tussen computerprocessing en echt intelligent denken. Hij citeert de waarnemingen van filosoof Ed Feser en wijst op het volgende:
Op zichzelf beschouwd en los van de bedoelingen van de ontwerpers zijn de elektrische stromen in een elektronische computer net zo zeer zonder intelligentie of betekenis als de stroom die door de draden van uw broodrooster of föhn vloeit. Er is daarin helemaal geen intelligentie. De intelligentie zit allemaal in de ontwerpers en gebruikers van de computer….
We zullen zeker doorgaan met het ontwikkelen van steeds geavanceerdere machines die wat de mens produceert op drastische en overtuigende manieren kunnen imiteren. Wie weet, gezien de indrukwekkende prestaties van GPT-3, wat we mogen verwachten van een toekomstige GPT-4 of GPT-5? Maar, zoals Egnor benadrukt: “Er zit in een computer geen greintje intelligentie. Mensen zijn intelligent en we gebruiken computers om onze menselijke intelligentie te representeren en te versterken. Alle logica 'in' een computer is eigenlijk menselijke logica, gerepresenteerd in een computer.”
De deskundige handen van een team van digitale kunstenaars kunnen een virtuele versie van de Grand Canyon tot leven brengen waarbij, met voldoende verwerkingscapaciteit, details nagebootst worden zo fijn als de textuur van de rots en de visuele effecten van stofdeeltjes die in de lucht blijven hangen en het zonlicht verspreiden. Maar het resultaat blijft slechts een imitatie. De Grand Canyon is weergegeven door een nauwkeurige afbeelding, maar niet echt gereproduceerd.
Evenzo werken programmeurs met opmerkelijke vaardigheden samen om systemen zoals GPT-3 te produceren, maar de resultaten van hun werk blijven precies dat: imitaties. De makers van de eerste digitale rekenmachine hebben geen machine gecreëerd die wiskunde begrijpt. Ze hebben eenvoudig een systeem ontworpen dat in staat was hun eigen rekenwerk na te doen. En tot nu toe bieden pogingen om kunstmatige algemene intelligentie te produceren geen hoop op het creëren van machines die ook echt begrijpen wat ze doen ̶ ongeacht de grote schaal van onze nieuwste imitaties.
Is het verstand louter materie?
Dus, is er een fundamenteel probleem bij het zoeken naar AGI? Wordt er een aanname gedaan waardoor de inspanningen van onderzoekers om het menselijk verstand door middel van microchips en netwerken te reproduceren tot mislukking gedoemd is ̶ een of ander ontbrekend element dat echte AGI voor altijd buiten bereik houdt?
Pogingen om echte menselijke intelligentie en de bijbehorende kenmerken ̶ bewustzijn, vrije wil en abstract denken ̶ na te maken, zijn vanaf het allereerste begin in fundamenteel materialistische aannames geworteld. Onderzoekers nemen als vanzelfsprekend aan dat de materiële wereld ̶ de fysieke materie en energie van het universum en de fysieke krachten die erop inwerken ̶ de gehele werkelijkheid uitmaakt. Hun werk is gebaseerd op het idee dat materie in wezen het enige is om met verstand rekening mee te houden.
En inderdaad, materie heeft zijn effect op het menselijke verstand. Mensen zijn fysisch-chemische wezens. Net als de rest van de schepping om ons heen zijn we gemaakt van bepaalde rangschikkingen van atomen en moleculen. Het menselijk brein ̶ dat een essentiële rol speelt in het menselijk verstand ̶ is duidelijk een fysiek object, dat uit een enorm netwerk van neuronen bestaat die betrokken zijn bij ingewikkelde chemische en elektrische transmissies. Neurowetenschappers hebben tal van instrumenten waarmee ze kunnen meten hoe verschillende activiteiten en gevoelens verschillende hersengebieden prikkelen. Studies tonen aan dat schade aan de hersenen iemands persoonlijkheid ingrijpend kan veranderen, en onderzoekers hebben ontdekt dat het toepassen van een magnetisch veld op een deel van de hersenen zelfs de morele keuzes die een persoon maakt kan beïnvloeden. Ongetwijfeld spelen onze fysieke hersenen een beslissende rol bij het maken van ons tot wie we zijn.
Verstand over materie
Maar er is overvloedig bewijs dat ons verstand ook meer dan onze hersenen is ̶ dat iets buiten de fysieke, chemische grenzen van de menselijke hersenen ook een krachtige bijdrage aan het menselijk verstand levert.
In dit verband wijst neurochirurg Egnor vaak op het werk van twee beroemde personen in zijn vakgebied van de hersenwetenschap: Roger Sperry en Wilder Penfield.
Roger Sperry won de Nobelprijs voor Fysiologie en Geneeskunde voor zijn beroemde split-brain [gespleten brein] onderzoek met proefpersonen van wie het corpus callosum doorgesneden was ̶ de verbinding tussen de rechter- en linkerhelft van hun hersenen was volledig verwijderd. De proefpersonen leken prima te functioneren, zelfs met een hersenhelft die totaal niet in staat was om met de andere te communiceren. Maar Sperrys testen brachten intrigerende bijzonderheden in kaart ̶ zoals gevallen waarin proefpersonen een object niet konden beschrijven dat met slechts één oog gezien werd, omdat het taalcentrum van de hersenen gelokaliseerd was in het halfrond dat geen toegang had tot het beeld dat dat oog zag.
Maar hij ontdekte ook dat het normale vermogen tot redeneren en abstract denken van zijn proefpersonen intact was. Chirurgie had de informatie waartoe ze toegang hadden beperkt ̶ het rechteroog kon bijvoorbeeld alleen informatie doorgeven aan de linkerhersenhelft ̶ maar het vermogen om te redeneren, gissingen te doen en conceptueel te denken was niet in het minst verminderd, hoewel hun hersenen letterlijk in twee afzonderlijke delen gespleten waren, elk niet in staat met het andere deel te communiceren.
Om zijn onderzoeksresultaten volledig te verklaren, concludeerde Sperry, dat men het domein van ideeën en bewustzijn niet alleen als een bijproduct van de chemicaliën en moleculen van de hersenen moet beschouwen, maar eerder als vitale elementen die op die chemicaliën en moleculen inwerken. “In dit specifieke schema worden mentale krachten als het ware op de stoel van de bestuurder gezet”, concludeerde Sperry. “Zij geven de orders en ze duwen en versjouwen de fysiologie en fysisch-chemische processen evenzeer of meer dan de laatste hen controleren. Dit is een schema dat het verstand of de geest op zijn oude plek terugzet, in zekere zin boven de materie – niet eronder, erbuiten of ernaast.'
Het simpelweg reduceren van het menselijk verstand tot de fysieke componenten van het brein houdt, in de formulering van Sperry, geen rekening met de complexe activiteit van menselijk denken, bewustzijn en wil. Hoewel Sperry niet ontkende dat mensen een fysiek brein hebben zoals dat van de dieren, concludeerde hij dat zijn kijk op het verstand “ontkent dat de hogere menselijke eigenschappen in het verstand en de natuur van de mens hetzelfde zijn als, of herleidbaar zijn tot, de componenten waaruit ze gevormd zijn.”
De suggestie dat 'verstand' het fysieke brein overtreft, wordt gevonden in de vooruitgang van neurochirurg Wilder Penfield op het gebied van hersenchirurgie om epilepsie onder controle te krijgen. Penfield ontdekte dat, wanneer hij hersenchirurgie uitvoerde bij patiënten die bij bewustzijn waren, hen bepaalde verschijnselen kon laten ervaren door verschillende delen van de hersenen te stimuleren. Patiënten zouden taferelen, geuren en andere fysieke sensaties waarnemen ̶ zelfs emoties ervaren ̶ die veroorzaakt werden door niets meer dan zijn elektrische prikkeling van delen van het brein.
Toch merkte hij dat één uitkomst nooit uit zijn werk resulteerde: geen enkele stoot of por van de hersenen bracht ooit een abstracte gedachte bij een patiënt voort. Nooit werd een beweging in het intellect of het conceptuele denken van de patiënt teweeggebracht. Terwijl fysieke sensaties fysiek uit de hersenen van zijn patiënten in kaart konden worden gebracht, konden abstracte gedachten en concepten dat niet. Omdat patiënten in feite met hem konden communiceren en redeneren over de denkbeeldige gewaarwordingen die hij teweegbracht, begreep hij dat hun menselijk intellect, hun vermogen om te redeneren en hun wil op de een of andere manier los stonden van het werk dat hij aan het fysieke brein aan het doen was.
Hoewel Penfield zijn carrière als materialist begon ̶ in de overtuiging dat het menselijk verstand niet meer dan de verzameling materiaal was waaruit de hersenen bestaan ̶ dwong zijn 30-jarige carrière in de neurochirurgie hem om die positie te heroverwegen en het tegenovergestelde te concluderen: dat er iets buiten de hersenen bestaat, dat het menselijk verstand compleet maakt en bijdraagt aan de hogere vermogens ervan.
Het ontbrekende ingrediënt
Het idee dat Sperry en Penfield door hun onderzoek ontwikkelden ̶ dat het menselijk verstand niet volledig herleidbaar is tot de fysieke componenten van de hersenen maar dat het een extra bestanddeel bezit ̶ wordt in feite weerspiegeld in de geïnspireerde pagina's van uw Bijbel. Daar wordt ons gezegd: "Voorwaar, het is de Geest van God in de sterveling, en de adem van de Almachtige, die hen verstandig maakt" (Job 32:8). Het is inderdaad de geest in de mens die hem kennis en begrip geeft: "Want wie van de mensen kent de dingen van de mens dan de geest van de mens, die in hem is?..." (1 Korinthe 2:11). Dit is geen onsterfelijke ziel; het is een essentieel door God gegeven bestanddeel van de sterfelijke menselijke geest, die mannen en vrouwen maakt tot wie en wat ze zijn.
De geest in de mens en de opmerkelijke menselijke hersenen vormen samen het fenomeen dat we kennen als het menselijk verstand. Net zoals een pianospeler muziek produceert, zo werken de menselijke geest en de menselijke hersenen samen om gedachten, plannen en bewustzijn mogelijk te maken. Haal de speler en de piano uit elkaar en de muziek stopt. Evenzo, scheid de menselijke geest van de menselijke hersenen en de gedachten houden op. En inderdaad, het boek Psalm beschrijft de menselijke toestand bij de dood: "Zijn geest gaat uit hem weg, hij keert terug tot zijn aardbodem; op die dag vergaan zijn plannen" (Psalm 146:4).
Denk eens aan het verschil tussen een zelf spelende piano ̶ een piano met een roterende trommel die voorgeprogrammeerde instructies om de toetsen te bespelen kan reproduceren ̶ en een gelouterde musicus die achter een uitstekend gestemd instrument gaat zitten om een meesterwerk uit te voeren. Er is misschien aanvankelijk een oppervlakkige gelijkenis te bespeuren, maar wanneer de voorgeprogrammeerde noten opraken, eindigt de gelijkenis. Zo zijn ook alle menselijke pogingen om AGI te creëren niet te vergelijken met de wonderbaarlijke realiteit van het menselijk verstand.
Misschien komen we - dat zullen we vrijwel zeker - steeds dichter bij de creatie van overtuigende imitaties van het echte werk. Maar de droom van het werkelijk en volledig reproduceren van het wonder van het menselijk verstand door middel van silicium en koperdraad zal waarschijnlijk precies dat blijven: een droom.
Gelimiteerde AI en ongelimiteerde mensheid
Het menselijk brein zal doorgaan met het creëren van fascinerende benaderingen van zichzelf, naarmate wetenschappers steeds meer complexe software ontwikkelen die met mensen van vlees en bloed kan communiceren. Het zal zeker leiden tot steeds bredere implementaties van wat tegenwoordig smalle probleemoplossende kunstmatige intelligenties zijn.
Maar hoe meer we onszelf imiteren door middel van AGI, hoe meer we zullen ontdekken over de complexe nuances van ons eigen mensbeeld. Hoe meer we leren in onze pogingen om onze menselijkheid te 'reproduceren', des te meer we over onszelf leren ̶ met inbegrip van de verbazingwekkende ontdekking dat we veel meer zijn dan een verzameling chemicaliën geproduceerd door herhaalbare fysieke processen. We zijn in feite veel meer dan de som van onze fysieke delen. We zijn werkelijk iets verbazingwekkends.
Inderdaad, hoe toepasselijk zijn deze woorden die aan Wilder Penfield toegeschreven worden: “Hoe weinig weten we van de aard en de geest van de mens en van God. We staan nu voor deze innerlijke grens van onwetendheid. Als we hieraan voorbij zouden kunnen komen, zouden we heel goed de zin van het leven kunnen ontdekken en de bestemming van de mens kunnen begrijpen.” God openbaart inderdaad wat de mensheid niet in staat is te ontdekken ̶ niet alleen dat er een geest in de mens is, maar ook dat de mensheid een wonderbaarlijke bestemming heeft die door haar Schepper bepaald is.
Dat lot zal niet uiteindelijk gevonden worden in de strijd van de mens om technologie naar zijn eigen beeld te creëren, maar in zijn herontdekking dat hij zelf gemaakt is naar de gelijkenis van een Ander. Met één voet geplant in de fysieke wereld en één in de geestelijke dragen we de vingerafdrukken van onze Goddelijke Ontwerper op een manier die ons met verwondering zou moeten vervullen en tot nadenken zou moeten aanzetten: met welk doel heeft Hij ons zo gemaakt? En in welke mate is ons leven in lijn en in harmonie met dat doel?
Onze inspanningen om iets naar ons eigen beeld te scheppen, zouden ons moeten doordringen van de nederig makende betekenis van het feit dat wij naar Zijn beeld gemaakt zijn. TW