BRON: Tomorrow's World - januari / februari 2002
De Bijbel is uniek. Weinig mensen hebben het gelezen, maar de meeste hebben er een mening over. De Bijbel beweert, dat het Gods onfeilbare, gezaghebbende openbaring is aan de mensheid. Het beweert waarheid te openbaren, dat op geen andere manier gekend kan worden.
Er is een groot aantal verschillende vertalingen van de Bijbel en er komen regelmatig nieuwe uit. Sommige beweren wetenschappelijke werken te zijn, die de woorden van de oudste manuscripten weerspiegelen. Andere zijn "trendsetter" - gericht op moderne waarden en speciale interesses. Is de een net zo goed als de ander of moeten wij voorzichtig zijn met bepaalde vertalingen? Dit zijn allemaal belangrijke vragen, die om nauwkeurige antwoorden vragen voor degenen, die serieus overwegen om de Bijbel als gids voor het leven te nemen.
Het deel van de Bijbel, dat wij gewoonlijk het Oude Testament noemen, werd omstreeks 420 vC in de dagen van Ezra, de Priester en gouverneur Nehemia voltooid. Ezra werd in 457 vC door Koning Artachsasta van Perzië naar Jeruzalem gezonden met de tempelrollen en andere kostbaarheden, die sinds de dagen van Nebukadnessar (Ezra 7:14) in Babylon werden bewaard.
Ezra kwam terug om de Schrift te onderwijzen aan de mensen (Ezra 7:10) en om religieuze hervorming in te stellen voor mensen, die op het punt stonden om hun ware identiteit te verliezen en het syncretische heidendom van hun buren te absorberen. Ongeveer dertien jaar na de terugkeer van Ezra keerde Nehemia terug als gouverneur en had de autoriteit om er op aan te dringen, dat de hervormingen van Ezra werden uitgevoerd.
De Joodse historicus en priester uit de eerste eeuw, Flavius Josephus, schreef de geschiedenis van de Hebreeuwse Schrift en vergeleek deze met de bestaande Griekse geschriften in zijn dagen. "Want wij hebben geen ontelbare hoeveelheden boeken, die oneens zijn met elkaar en elkaar tegenspreken (zoals de Grieken die hebben) maar slechts 22 boeken... waarvan met recht geloofd wordt, dat ze goddelijk zijn..." (Against Apion, I, 8) Josephus verklaart verder, dat de Joodse geschriften in hun uiteindelijke vorm werden bijeengebracht in de dagen van Artachsasta, die ten tijde van Ezra en Nehemia regeerde.
Omdat vele boeken sinds die tijd onder de Joden werden samengesteld benadrukte hij, dat zij niet beschouwd werden de goddelijke autoriteit te hebben, omdat vanaf de tijd van Maleachi, een late tijdgenoot van Ezra en Nehemia, geen opeenvolging van profeten is geweest. Behalve Josephus, bevestigen het boek 1 Maccabeeën (tweede eeuw vC), geschriften van de filosoof Philo uit de eerste eeuw nC en overleveringen, bewaard in de Seder Olam en de Talmud (oude commentaren), allen een vastgelegd canon sinds de tijd van Ezra.
De 22 boeken, die Josephus noemde komen overeen met de boeken van ons Oude Testament - in moderne vertalingen worden normaal 39 boeken geteld. Het verschil in aantal ligt in het verschil waarop de boeken werden geteld. De 12 Kleine Profeten bijvoorbeeld werden in het Hebreeuws op één rol geschreven en werden eenvoudig als één boek geteld en niet als 12 afzonderlijke. Er zijn ook verschillende andere combinaties.
Hoe kunnen wij weten, dat de tekst van het Oude Testament nauwkeurig werd bewaard?
De Joodse gemeenschap heeft het Oude Testament officieel bewaard in wat genoemd wordt de Massoretische Tekst.
Hoe werd dit gedaan?
Leest U de uitleg uit Aanhangsel 30 van The Companion Bible: "De tekst zelf was samengesteld voordat de Massoreten er verantwoordelijk voor waren... de Massoreten waren er de gemachtigde beheerders over. Hun werk was om het te bewaren. De Massora werd "een hek om de Geschriften" genoemd, omdat het alle woorden en letters op hun plaats vastzetten....
Het legt het aantal keren vast, hoe vaak verschillende letters in de verschillende boeken van de Bijbel voorkomen; het aantal woorden en het middelste woord; het aantal verzen en het middelste vers... voor het vastgestelde doel om de Heilige Tekst te beveiligen en het voorkomen van verlies of misplaatsing van een enkele letter of woord".
Deze uiterst nauwkeurige aandacht voor detail levert een achtergrond om de letterlijke waarheid te begrijpen van de verklaring van Jezus in Matteüs 5:18, dat er niet één jota of één tittel van de wet vergaan zal.
De jota verwijst naar de kleinste letter in het Hebreeuwse alfabet en de tittel beschrijft een deel van een letter.
Het Nieuwe Testament
Hoewel de Hebreeuwse Geschriften voltooid waren vanaf de dagen van Ezra, was de openbaring van God aan de mensheid niet beëindigd. In de nasleep van de opstanding van Jezus werden verslagen van Zijn leven en dienaarschap geschreven. Er werden brieven naar beginnende gemeenten geschreven. Na verloop van tientallen jaren begonnen degenen, die uit de eerste hand getuigen waren van wat Jezus Christus zei en deed, van het toneel te verdwijnen.
Valse leraren kwamen op, die "een ander evangelie" verkondigden. (2 Korintiërs 11:4) Zij schreven ook brieven en tekenden die vaak met de naam van één van de Apostels.
(2 Tessalonicenzen 2:2)
Hoe moest in zo'n verwarring een nauwkeurig verslag van de leringen van Christus en de leringen van Zijn Apostels bewaard worden voor de toekomstige generaties volgelingen?
Petrus behandelt dit onderwerp in 2 Petrus, de laatste brief, die hij schreef. Petrus plaatste de dingen in verhouding en schreef dit kort voor zijn terechtstelling, niet lang na de dood van Paulus. Verwijzend naar zijn spoedig naderende dood in vers 14, verklaart Petrus: "Maar ik zal mij beijveren, dat gij ook na mijn heengaan telkens weer aan deze dingen kunt denken".
( 2 Petrus 1:15)
De enige manier, waarop hij een duurzaam verslag van wat hij had onderwezen was, om geschriften achter te laten, die officieel aangeduid waren als Heilige Geschriften. Te beginnen met vers 16 gaat Petrus abrupt over van het gebruik van de eerste persoon enkelvoud op het gebruik van "wij", de eerste persoon meervoud.
Wie waren de "wij" waar Petrus aan refereerde in de verzen 16-19?
Hij beschreef de "wij" in vers 18, toen hij naar hen verwees, dat zij als getuigen waren geweest van de verheerlijking van Jezus op de berg. Deze gebeurtenis wordt in Matteüs 17:1-13 nauwkeurig beschreven, waaruit wij leren, dat alleen Petrus, Jacobus en Johannes, Jezus naar de berg vergezelden en getuigen uit de eerste hand waren van deze gebeurtenissen. Jakobus, de broer van Johannes was de eerste van de Apostelen, die de marteldood stierf (Handelingen 12:1-2) en die op het moment, dat Petrus zijn brief 2 Petrus schreef, al tientallen jaren dood was. Daarom kon de "wij" waar Petrus aan refereerde alleen betrekking hebben op hem en Johannes.
In 2 Petrus 1:19 gaat hij verder met uitleggen, dat "wij" - hij en Johannes - de enigen, die overgebleven waren, die "het profetische woord, dat zeer vast is", bezaten. Met andere woorden, Petrus wees zijn lezers er op, dat hij en Johannes degenen waren, die door Christus aangesteld waren om een gezaghebbend verslag achter te laten, die de Christelijke gemeenschap van de toekomstige generaties zou leiden, lang na de dood van de originele discipelen.
In 2 Petrus 3:15-16 refereerde hij aan de brieven van Paulus op een manier, die er op wijst, dat zij volledig zijn, onder vermelding van "al" zijn brieven. Hij refereerde ook aan mensen, die deze brieven verdraaiden, zoals zij met "de rest van de Geschriften" deden. Petrus kenmerkte de brieven van Paulus als Geschriften, op één lijn met het Oude Testament en gaf aan, dat Paulus niet meer leefde om te reageren op degenen, die zijn bedoeling trachtten te verdraaien.
Er zijn 27 boeken in het Nieuwe Testament, waarvan vijf toegeschreven werden aan de Apostel Johannes en die ongeveer drie decennia na de dood van Petrus zijn geschreven. Dit wijst er op, dat Petrus, voorafgaand aan zijn dood, een canon van 22 boeken heeft samengesteld, in aantal precies overeenkomstig de Joodse manier van tellen van de boeken van het Oude testament.
De apostel Johannes voltooide daarna ons Nieuwtestamentische canon, door toevoeging van zijn vijf boeken - een evangelie, drie epistels en Openbaring - tot in totaal 27 boeken. De 22 boeken van de Hebreeuwse geschriften, opgeteld bij de 27 boeken van de Griekse geschriften, geeft een totaal van 49 - zeven keer zeven, Gods getal voor voltooiing en perfectie.
Dit verslag verschilt aanmerkelijk van de Rooms Katholieke beweringen, die aanvoeren, dat het de Concilie van Carthago was, die in 397 nC de Nieuwtestamentische canon vastlegde.
- Hoe nauwkeurig is die aanspraak?
- Wat deed dit bepaalde concilie werkelijk?
Aangezien wij geen gebonden kopie van het Nieuwe Testament hebben, die alle originele manuscripten bevat, gedateerd vanaf 100 nC., welk bewijs hebben wij dan, dat de boeken, die wij kennen als het Nieuwe Testament, erkend werden als Geschriften, vóór het Concilie van Carthago? Naast andere bewijsstukken hebben wij de getuigenis van vroege schrijvers, gedateerd vanaf een paar jaar na de dood van de Apostel Johannes. Deze mannen - met in begrip van Clement van Rome, Polycarp, Ignatius en Justin Martyr - schreven allen binnen 50 jaar na de dood van Johannes. Zij citeerden uit verschillende Nieuwtestamentische boeken en toonden daarmee aan, dat deze bekend waren en erkend als geïnspireerde Geschriften.
- Waarom circuleerden er dan tegenstrijdige lijsten van canons?
- En wat kunnen wij er van leren?
De Muratorian canon was rond 200 nC in Rome in gebruik. Het heeft Hebreeën, 1 en 2 Petrus en 3 Johannes weggelaten en bevat twee onechte werken - "Openbaring van Petrus" en "Wijsheid van Salomo".
Niet lang daarna, toen Origen een canonlijst opmaakte, dwong de niet geïnspireerde aard van deze twee onechte werken hem deze totaal weg te laten. De lijst van Origen was overigens bijna identiek aan de Muratorian canon, behalve dat het 1 Petrus had inbegrepen en Jakobus, 2 Johannes en Judas uitsloot. Kort voor het Concilie van Nicea in 325 nC gaf Eusebius een lijst van de boeken, die door de Westerse "orthodoxe" kerk als deel van het Nieuwe Testament werd aanvaard. Zijn lijst was praktisch identiek aan die van Origen.
Noch Origen, noch Eusebius wilden Hebreeën of de meeste Algemene Epistels aanvaarden, maar zij erkenden, dat deze boeken bestonden en dat velen deze als geïnspireerd beschouwen. Deze twee mannen schoven ook diverse andere onechte werken naar voren voor mogelijke opneming, zoals de "Brief van Barnabas" en de "Didache". Ofschoon Origen en Eusebius invloedrijke theologen waren, waren zij niet in staat hun zin te krijgen en de canon, die Johannes samenstelde bleef in tact -een krachtig bewijs van Gods hand in het bewaren van Zijn geïnspireerd Woord.
Het verdient de aandacht, dat gedurende de debatten over de canon, de Geschriften, die de grootste tegenstand opriepen bij deze vroege Rooms Katholieke leiders, twee gemeenschappelijke kenmerken hadden.
Of zij bevatten waarschuwingen over afvalligheid van de waarheid (2 Petrus, 2 en 3 Johannes en Judas) of zij bevatten een sterk "Joods" tintje. (Jakobus en Hebreeën)
Het is duidelijk, dat vele Rooms Katholieke leiders niet op hun gemak waren met de boodschap, die deze boeken inhielden - en om een goede reden! Hoe dan ook, er was zo'n overweldigend besef van de oprechte aard van deze boeken, vooral in Klein Azië en in Griekenland, dat het onmogelijk bleek deze uit het Nieuwe Testament te verwijderen. Verre van het vaststellen van de Nieuwtestamentische canon legde het Concilie van Carthago eenvoudig de bevestiging voor van de Roomse Kerk, dat de bekende en vastgestelde canon vanaf het einde van de eerste eeuw, niet veranderd kon worden.
Griekse Vertalingen van de Schrift
Moeten wij bezorgd zijn, dat sommige Nieuwtestamentische aanhalingen van het Oude Testament uit een Griekse vertaling - de Septuaginta - genomen zijn in plaats van uit de Hebreeuwse Tekst?
Op het moment, dat het Nieuwe Testament werd geschreven, was Grieks de meest universele taal. Heidense bekeerlingen waren onbekend met de Hebreeuwse taal en zelfs de meeste Joden buiten Palestina hadden niet langer goede leesvaardigheid van het Hebreeuws. De Septuaginta was een Griekse vertaling van het Oude Testament, dat in Egypte was gemaakt.
Maar het was niet de enige Griekse vertaling van het Oude Testament, die beschikbaar was in de tijd toen het Nieuwe Testament werd geschreven. Er was tenminste één Griekse vertaling, die opmerkelijk verschilde van de Septuaginta. Het werd in de tweede eeuw na Christus gebruikt door Theodotion voor zijn herziene Griekse tekst van het Oude Testament. Het boek Daniël bijvoorbeeld, zoals bewaard in de Griekse vertaling van Theodotion, is veel meer in overeenstemming met de aanhalingen van Daniël in het Nieuwe testament dan de Septuaginta.
Alhoewel geen van de Griekse vertalingen van het Oude Testament helemaal nauwkeurig waren, waren de meeste van hun afwijkingen van de Hebreeuwse tekst in de gebieden, waar zij geen effect hadden op de algemene betekenis van de boodschap.
Bestaande Griekse vertalingen van het Oude Testament, inclusief de Septuaginta, worden in het Griekse Nieuwe Testament aangehaald, waar zij of de geïnspireerde betekenis van de Hebreeuwse tekst goed vertalen of omschrijven. Voor de gevallen, waarbij de reeds beschikbare Griekse vertalingen uit de eerste eeuw niet geschikt waren, maakten de Nieuwtestamentische schrijvers hun eigen rechtstreekse vertaling of omschrijving van het Hebreeuws naar het Grieks.
Gleason Archer en G.C. Chirichigno maakten in hun allesomvattend werk, Old testament Quotations in the New Testament: A Complete Survey, ( Oudtestamentische aanhalingen in het Nieuwe Testament: Een compleet overzicht), de volgende punten over Nieuwtestamentische aanhalingen:
- In 268 Nieuwtestamentische citaten zijn de Septuaginta en Massoretische Tekst beiden in volkomen overeenstemming;
- in 50 citaten komt het Nieuwe testament overeen met de Septuaginta, alhoewel het enigszins verschilt van de Massoretische Tekst. (niet ernstig genoeg om de betekenis te vervormen);
- in 33 citaten houdt het Nieuwe testament zich nauwer aan de Massoretische Tekst dan aan de Septuaginta;
- in 22 citaten houdt het Nieuwe Testament zich nauw aan de Septuaginta, zelfs als het wat afwijkt van de Massoretische Tekst.
De schrijvers van het Nieuwe Testament maakten alleen gebruik van de Septuaginta als die passages de geïnspireerde betekenis van de Hebreeuwse tekst correct duidelijk maken. In bepaalde gevallen kon een deugdelijke betekenis duidelijkheid brengen, zelfs waar de Septuaginta meer een omschrijving of een interpretatie bood dan een letterlijke vertaling van het Hebreeuws.
Hoe zit het met het bewaren van Nieuwtestamentische teksten?
Er zijn letterlijk duizenden complete Griekse manuscripten of delen ervan, die bewaard zijn gebleven uit vroege tijden. De oudste is een fragment van het evangelie van Johannes, die rond 130 nC gedateerd is, slechts ± 30 jaar na de dood van Johannes. ( Eerdman's Handbook to the History of Christianity [Eerdmans Handboek over de Geschiedenis van het Christendom] pag. 93)
De meeste Griekse manuscripten werden aan ons overgeleverd door wat wetenschappers noemen, de Byzantijnse (of Antiocheense) groep teksten. Deze manuscripten, alhoewel niet de oudste, zijn die, welke bewaard werden door de Griekse kerk.
Omdat zij het grootste deel van de Griekse manuscripten vertegenwoordigen spreekt men soms van de Meerderheid Tekst of de Textus Receptus.
Dit is de tekst, waarvan de King James vertaling van het Nieuwe Testament werd gemaakt. (Ned.: Statenvertaling) Aan het begin van 1881 echter werden andere Griekse teksten uitgegeven, die de basis werden voor bijna alle latere vertalingen, inclusief de New International Version, de New American Standard Bible en de New Englisch Bible, alsook de meeste Nederlandse vertalingen. Deze uitgegeven teksten hebben aanzienlijk gesteund op twee oude Griekse manuscripten genaamd: Codex Vaticanus (ook bekend als 'B') en Codex Sinaiticus. (ook bekend als Aleph)
Waar komen deze manuscripten vandaan?Vaticanus werd in 1481 in het Vaticaan "ontdekt" en werd in 1582 als de Jezuïtische Rheimse Bijbel uitgegeven. Het verschilt op bijna 8.000 plaatsen van deTextus Receptus. Het gebruik van moderne technologie, zoals de vidicon camera, die een digitale vorm van onduidelijke schrift maakt, laat zien, dat Vaticanus door tenminste twee handschriften werd veranderd, één nog tot in de twaalfde eeuw.
De bekende wetenschapper Dr. Bruce Metzger verklaart: "Een paar passages blijven over om de originele verschijning van de eerste hand te laten zien". De corrector "liet [dingen] weg, waarvan hij geloofde, dat deze niet juist waren". (Manuscripts of the Greek Bible (Manuscripten van de Griekse Bijbel), Oxford University Press, Pag. 74)
De Sinaiticus manuscripten werden in de jaren 1850 in een klooster in de Sinai ontdekt door Constantijn von Tischendorf. Zij verschillen op ongeveer 9.000 plaatsen van de traditionele Byzantijnse tekst. (Texus Receptus)
Dr. Bruce Metzger beschrijft de achteloze overdracht, die de Sinaiticusmanuscripten kenmerken. Hij verklaarde, dat tenminste negen "correctoren" door de eeuwen heen aan de manuscripten gewerkt hadden. "Tichendorfs uitgave van de manuscripten somt bijna 14.800 plaatsen op waar enige verandering van de tekst werd gemaakt". (pag. 77) Later werd door het gebruik van ultraviolette lampen veelvuldig meerdere plaatsen getoond, waar de originele lering was uitgewist.
Sinaiticus en Vaticanus verschilden niet alleen van de overweldigende meerderheid aan manuscripten, maar zij verschilden onderling ook nog een aantal keren op elke bladzijde. Hoewel vele van deze verschillen klein zijn en slechts betrekking hebben op een voorzetsel of de spelling van een woord, laten andere hele verzen weg, zoals aan het einde van het evangelie van Markus.
Toen de Apostel Johannes ons Nieuwe Testament in de uiteindelijke vorm plaatste, kort voor zijn dood aan het einde van de eerste eeuw, leefde hij in Efeze, een Grieks sprekende stad, gelegen aan de westelijke kust van het oude Klein Azië. (tegenwoordig Turkije) Dit is dezelfde stad, die tientallen jaren eerder gediend heeft als bewaarplaats voor de afschriften van de geschriften van Paulus. Het is de stad, die in Openbaring 2 werd gebruikt om de hele eerste fase van de Kerk van God weer te geven. De Griekse manuscripten, die uit dit gebied komen zijn die, welke door de wetenschappers worden aangeduid als het Byzantijnse type.
Wetenschappers, die in de 15e eeuw vluchtten voor de Turkse invasie, brachten afschriften van de Byzantijnse teksten naar het westen. Vele van deze Griekse wetenschappers en de manuscripten, die zij meenamen, kwamen na de val van Konstantinopel in 1453 in Bazel, Zwitserland terecht. Aan deze manuscripten zijn de gedrukte teksten van Erasmus (1516) en Stephens (1520) hoofdzakelijk ontleend. De gedrukte tekst van Stephen was bekend als de Textus Receptus en was de algemeen erkende standaard van het Griekse Nieuwe Testament tot het laatste deel van de 19e eeuw.
Vanaf de 19e eeuw heeft de bijbelvertaling een verdere verandering ondergaan.Het idee verwerpend, dat de Bijbel bovennatuurlijk was geïnspireerd en bewaard, hadden vele wetenschappers de wijze van aanpak genomen, dat de oudste manuscripten, wat ook de bron ook mocht zijn, het dichtste bij de originele stonden en daarom het meest nauwkeurig moesten zijn. De meeste bijbelvertalingen van de 20e eeuw, op de New King James Version na, hebben deze teksten, waar dergelijke critici mee gesjacherd hebben, gebruikt en degradeerden de lezingen van de officiële bewaarde teksten tot voetnoten. (In de Nederlandse taal is nog geen equivalent van de New King James Version voorhanden)
Hoewel deze vertalingen nuttig kunnen zijn voor bijbelstudie, moeten zij met voorzichtigheid worden behandeld en niet aanvaard worden met uitsluiting van de meer historisch zuivere teksten.
De Schepper God heeft niet alleen de Geschriften van de Bijbel geïnspireerd, Hij leidde ook het proces van zowel de canonisatie als het bewaren van de teksten.
Ondanks de vele pogingen door de eeuwen heen van "wereldse" mensen om het Woord van God te onderdrukken of te vervormen, is God getrouw in het garanderen, dat Zijn "instructieboek" voor het leven, tegenwoordig nog voor ons beschikbaar is.