Meer dan 60 jaar geleden schreef Herbert W. Armstrong (1892-1986) een boekje getiteld: De Verenigde
Staten en het Britse Gemenebest in de Profetieën. Dit boekje bouwt voort op diens onderzoek, en dat van andere auteurs, om de lezer niet alleen maar te wijzen op de geschiedenis van het verleden, maar ook op de geschiedenis die vooruit geschreven is!

Voorwoord

De verloren hoofdsleutel – gevonden!

Wat houdt de toekomst in voor de Engelssprekende volkeren van de wereld? Wat ligt werkelijk aan de horizon voor de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Canada, Australië en Nieuw Zeeland? Regeringshoofden weten het niet. Vooraanstaande analisten van buitenlandse aangelegenheden weten het niet. Noch de overgrote meerderheid van redacteuren en nieuwslezers. Maar u kunt het weten!

Verbazingwekkend? Absoluut, maar het is waar!

Hoe kunt u het weten? De antwoorden op de werkelijk belangrijke vragen van het leven met inbegrip van de toekomst zelf, worden gevonden in ’s werelds blijvende bestseller, de Bijbel. Meer dan een kwart van de Bijbel is profetie, meestal voor onze tijd en daarna.

Hoe kunt u deze profetieën begrijpen? Wellicht is de belangrijkste sleutel tot ontsluiting van het mysterie van Bijbelse profetie die welke u geopenbaard zult zien hier in de pagina’s van dit boekje.

Landen zoals Egypte en Ethiopië worden rechtstreeks in uw Bijbel genoemd. Hoe staat het met de grote naties die belangrijke spelers zijn op het huidige wereldtoneel? Zou het mogelijk zijn dat eindtijdprofetieën de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de mensen van Britse afstamming van het Gemenebest zouden negeren?

De belangrijke sleutel tot ontsluiting van veel Bijbelprofetieën is de kennis van de ware identiteit van de Engelssprekende volkeren. Deze mensen worden in de Bijbel geïdentificeerd met de naam van hun vroege voorvader. Wie is die vroege voorvader en kunt u dat bewijzen?

Hoe komt het dat de landen van Britse afstamming de rijkste delen op de aardbol bezitten? Waarom hebben zij ongeëvenaarde rijkdom en macht genoten? Snel opgeklommen tot prominentie na het jaar 1800 hebben Groot-Brittannië en de Verenigde Staten duidelijk de negentiende en twintigste eeuw gedomineerd. Maar hoe zit het met de eenentwintigste eeuw? Zullen de Engelstalige landen een leidende rol blijven spelen of is er een verandering op komst? Het is belangrijk dat u begrijpt wat de toekomst inhoudt voor u en voor uw gezin. De gebeurtenissen van de komende paar jaar zullen de deskundigen absoluut in verwarring brengen. Maar u niet, u kunt weten wat er gaande is, als u snapt hoe u de verloren hoofdsleutel voor profetisch begrip moet gebruiken.

Hoewel er de laatste jaren veel is geschreven over Bijbelprofetie zijn deze werken fataal tekortgeschoten, omdat de schrijvers de hoofdsleutel tot Bijbelprofetie niet kenden!

Wat is die sleutel? Eenvoudig gezegd: de sleutel is dat de meeste oudtestamentische profetieën zijn gericht aan het Huis Israël. Als u het Huis Israël (alle twaalf stammen, of na de scheiding van de natie de noordelijke tien stammen) verwart met het Huis Juda (het zuidelijke koninkrijk, of de stam Juda), dan zult u eindtijdprofetie niet correct begrijpen, zoals die tegenwoordig van toepassing is op de volken die afstammen van de stammen van Israël.

Een blik in de populairste geschreven werken over profetie bevestigt al snel dat de meeste bijbelcommentatoren de plank volledig misslaan. Zij kennen de huidige identiteit niet van de afstammelingen van het oude Israël. Toch konden zij het weten, want zowel de geschiedkundige gegevens als die in de Bijbel zijn heel duidelijk.

Hoewel de Joodse staat en de stad Jeruzalem zeker een belangrijke rol spelen in eindtijdprofetieën, zijn niet alle Israëlieten Joden. De vroegere patriarch Jakob, wiens naam werd veranderd in Israël, was de vader van twaalf zonen. Een van die zonen, Juda, was de stamvader van het Joodse volk. Maar wat gebeurde er met de nakomelingen van de andere zonen?

Toen de twaalf stammen terugkeerden naar het Beloofde Land na hun Egyptische gevangenschap, vestigde elk zich in een andere streek. Uiteindelijk splitsten de stammen zich in twee koninkrijken. Het zuidelijke koninkrijk, Juda genaamd, bestond uit de stammen Juda en Benjamin en de meeste Levieten. De overgebleven tien stammen vormden het noordelijk koninkrijk, Israël genaamd.

In 721 v. Chr., na een belegering van drie jaar, veroverde Assyrië Samaria, de hoofdstad van Israël. Zij begonnen aan een systematische deportatie van de Israëlieten naar het gebied ten noorden van de rivier de Eufraat, het gebied tussen de Zwarte en de Kaspische Zee (2 Koningen 17).

Na volledige annexatie van Israël drongen de Assyriërs later Juda, het zuidelijke koninkrijk, binnen. Koning Hizkia, in die tijd op de troon in Jeruzalem, riep hartgrondig uit naar God, en God kwam tussenbeide door een engel te zenden om het Assyrische leger van koning Sanherib in 701 v. Chr. te vernietigen. Juda, aldus gespaard, bleef nog ongeveer een eeuw voortbestaan, voordat haar onafhankelijkheid weer werd bedreigd.

Toen vielen de Babyloniërs onder koning Nebukadnezar in 604 v. Chr. Juda binnen, en rukten op naar Jeruzalem. Juda werd tot schatplichtige staat gemaakt binnen het Babylonische Rijk. Weer terugkerend in 597 v. Chr., nam Nebukadnezar Jojachin, koning van Juda, in gevangenschap en plaatste Zedekia op de troon. Ontevreden met het optreden van Zedekia keerde koning Nebukadnezar ongeveer tien jaar later terug en verwoestte Jeruzalem totaal, verbrandde de tempel en nam het grootste deel van de Joodse bevolking in gevangenschap mee naar Babylon.

Tientallen jaren gingen voorbij. Uiteindelijk viel Babylon in het najaar van 539 v. Chr. in handen van de Perzische legers van Kores de Grote. Binnen korte tijd vaardigde Kores een decreet uit, dat de Joden uit Babylon toestond terug te keren en hun tempel in Jeruzalem te herbouwen onder leiding van Zerubbabel.

De ‘verloren’ tien stammen

Maar, en dit is het cruciale punt waar de meesten echter overheen lijken te kijken: de noordelijke tien stammen keerden nooit terug uit hun gevangenschap! Gevestigd in een gebied op honderden kilometers afstand van waar de Joden meer dan een eeuw later werden weggevoerd, bleven de tien stammen van Israël volledig afgescheiden en apart van de Joden.

Wat gebeurde met de tien stammen van Israël? De geschiedenis noemt hen de ‘verloren tien stammen’. Waar gingen zij heen? Het antwoord op die vraag is één van de meest fascinerende verhalen in de geschiedenis. In feite is het antwoord op dat raadsel de werkelijke sleutel die de meeste van de oudtestamentische profetieën ontsluit!

Zoals u misschien kunt raden, onthult de identiteit en locatie van deze oude volken wie wij zijn in de Verenigde Staten, Canada, Groot-Brittannië [maar ook in andere landen van Noordwest-Europa], Australië, Nieuw-Zeeland en onder de Britse nakomelingen in Zuid Afrika. Het verklaart waarom wij zulke nationale grootheid hebben bereikt, en wat ons zal overkomen tegen het einde van dit huidige tijdperk!

De kennis over de identiteit van de nakomelingen van het oude Israël wordt onthuld door een nauwkeurig onderzoek van de Bijbel samen met de gegevens van de seculiere geschiedenis. De meest hoogontwikkelde leiders van onze moderne wereld zijn blind voor de ware feiten van deze zaak. Zij zijn verblind door de evolutietheorie, die ervoor gezorgd heeft dat de Bijbel als totaal irrelevant wordt afgedaan voor vandaag. Als gevolg hiervan zien zij niet het verbazingwekkende verhaal dat in de Bijbel verteld wordt en de relevantie ervan voor onze toekomst.

De meeste religieuze leiders vallen in dezelfde categorie. Zelfs zij die beweren de Bijbel als hun autoriteit te erkennen zijn verblind door de vooroordelen van de traditie van hun kerkgenootschap.

Maar het is niet alleen een kwestie van oude geschiedenis! Uw toekomst en de toekomst van uw familie, alsook de toekomst van uw land hangt af van het antwoord! Waar zijn de ‘tien verloren stammen’ van Israël tegenwoordig? Zoals wij zullen zien is deze verloren hoofdsleutel voor de ontsluiting van Bijbelprofetie gevonden!

 

Hoofdstuk 1

Ezechiëls indrukwekkende visioen

Een jonge Joodse banneling stond aan een rivieroever dicht bij de stad Babylon in het zuiden van Mesopotamië. Hij had zich bevonden tussen de duizenden Joden die meer dan vier jaar eerder uit hun geboorteland weggehaald waren door de op veroveringstocht zijnde Babylonische legers onder koning Nebukadnezar.

Als 30-jarige, in het vijfde jaar van zijn ballingschap, keek de priester Ezechiël op om een opmerkelijk gezicht waar te nemen. Eerst leek het een wervelwind die vanuit de noordelijke horizon naderde. Aandachtig kijkend zag hij dat dit geen alledaagse naderende storm was. Schitterende lichtflitsen kwamen uit de ‘wervelwind’ tevoorschijn. Toen hij een toenemende gloed van licht zag bij het naderen van de ‘storm’, begon Ezechiël bijzonderheden te identificeren in deze opmerkelijke wervelwind.

Eerst zag hij vier vreemd uitziende engelachtige wezens. Zij hadden de algemene vorm van menselijke gedaantes, maar ieder bezat vier vleugels en vier gezichten. Terwijl hij bleef staren merkte Ezechiël naast elk van deze wezens gyroscoopachtige wielen. Toen merkte hij op dat een groot kristalhelder uitspansel zich boven hun hoofden uitstrekte.

Toen het hele apparaat steeds dichterbij kwam, was Ezechiël in staat een schitterende lichtgloed boven het kristalheldere uitspansel te onderscheiden. In dit licht kon hij de vorm van een troon onderscheiden en van een glorieus Wezen dat op die troon zat. Dit, wordt ons gezegd, “. . . was de verschijning van de gedaante van de heerlijkheid van de HEERE . . .” (Ezechiël 1:28). Op dat moment viel Ezechiël gewoonweg op zijn gezicht.

Plotseling kwam er een stem vanaf de troon en gebood Ezechiël op te staan. De God van Israël ging verder met hem een opdracht te geven. Hij werd tot wachter over het Huis Israël aangesteld (Ezechiël 2:3; 33:7).

Deze ontzagwekkende tentoonspreiding van glorie en majesteit doordrong Ezechiël zeer van het belang van zijn taak, aangezien God, door Zichzelf op zo’n indrukwekkende wijze te openbaren, inderdaad wel een heel belangrijk doel moest hebben.

Ezechiëls opdracht

Merk op dat Ezechiëls opdracht hem niet als wachter voor zijn eigen volk (het Huis van Juda) aanstelde, maar voor de noordelijke tien stammen van het Huis Israël! Juda was toen slechts gedeeltelijk in ballingschap; de verwoesting van Jeruzalem zelf lag verscheidene jaren in de toekomst. Maar het Huis Israël was getransporteerd naar een vreemd land, honderden kilometers bij Ezechiël vandaan, meer dan 120 jaar ervoor. Wat voor nut zou het hebben om deze mensen, die al gevangen waren, te waarschuwen voor dreigende invasie en gevangenschap?

De boodschap van Ezechiël was duidelijk niet voor het Israël van zijn dagen! God was niet minder dan een eeuw te laat om hen te waarschuwen voor toekomstige bestraffing! Dat zou absoluut geen zin meer hebben. Bovendien had Ezechiël nooit de kans om zijn boodschap persoonlijk bij het Huis Israël af te leveren. Zodoende kunnen we zien dat zijn boodschap voor de eindtijd was, en was neergeschreven en bewaard om door Gods trouwe dienaren vandaag gebracht te worden!

God gaf Ezechiël de opdracht om een wachter te zijn. Wat is een wachter precies? In vroegere tijden was het gebruikelijk om iemand in een hoge toren boven op de stadswal te plaatsen om als uitkijk te dienen wanneer er gevaar dreigde. Het was de taak van de wachter om waakzaam en oplettend te zijn, voortdurend de horizon afspeurend naar tekenen van een naderende vijand. Als hij tekenen zag van een naderende vijand, moest de wachter ter waarschuwing op een trompet blazen.

Op dezelfde manier doordrong God Ezechiël ervan dat als hij niet het alarmsignaal liet klinken dat God hem gegeven had, en calamiteiten de mensen onverhoeds overvielen, God hun bloed zou eisen van zijn handen. Als hij aan de andere kant wel alarm zou slaan, maar de mensen er geen gehoor aan gaven, dan zouden zij de verantwoordelijkheid ervoor zelf dragen en zou Ezechiël onschuldig zijn (Ezechiël 33:8-9).

Het Huis Israël was reeds in ballingschap in de tijd van Ezechiël. De generatie die in ballingschap was gegaan had meer dan een eeuw daarvoor een laatste waarschuwing ontvangen van de afgezanten van de trouwe koning Hizkia van Juda (2 Kronieken 30:1-12). Slechts enkelen gaven gehoor; het volk als geheel lachte smalend om de waarschuwingen en Israël ging in zijn geheel in ballingschap. Nu, meer dan een eeuw later, werd aan Ezechiël een gelijksoortige boodschap van levensbelang gegeven.

De gebeurtenissen die in Jeruzalem en Juda zouden plaatsvinden zouden een ‘teken’ zijn voor het Huis Israël (Ezechiël 4:1-3). Ezechiëls waarschuwingen waren voor het Israël van de eindtijd. In feite wordt ons gezegd dat de waarschuwingen gehoord moeten worden tegen de tijd van de dag van de HEERE (Ezechiël 7:19; 13:5; 30:1-3), de tijd van Gods tussenkomst aan het einde van dit tijdperk. Andere profetieën in Ezechiël verwijzen naar de terugkeer na de komst van de Messias. Dit zal de tijd zijn dat de vroegere koning David opgewekt zal worden en voor eeuwig tot koning aangesteld zal worden (Ezechiël 37:21-25). Dit zal duidelijk plaatsvinden bij de opstanding van de heiligen, een tijd die zich volgens de profetie voordoet bij de terugkeer van Jezus Christus naar deze aarde in macht en glorie (1 Korinthe 15:50-53; 1 Thessalonicenzen 4:16).

Het indrukwekkende visioen van Ezechiël heeft grote betekenis voor ons vandaag. Het houdt ons voor hoe serieus en belangrijk de opdracht was die God voor hem had. Als we dit inzien, is het van wezenlijk belang duidelijk te begrijpen waar in de tegenwoordige wereld de afstammelingen van het oude Huis Israël zich bevinden. Wanneer wij hun identiteit eenmaal begrijpen, moeten we met hen de inhoud van Ezechiëls urgente boodschap delen.

De boodschap van Ezechiël is een aanklacht tegen zonde, een oproep tot bekering en een belofte van toekomstige verlossing en herstel. Terwijl het aan de ene kant een boodschap van ernstige waarschuwing is voor Gods dreigend oordeel, is het aan de andere kant een boodschap van glorieuze hoop voor de toekomst. In feite houdt het de enige werkelijke hoop in die er is voor onze landen. De Engelstalige landen hebben hun morele kompas verloren en zijn schijnbaar hun weg in de wereld kwijtgeraakt. Omringd door ernstige problemen en uitdagingen, thuis en in het buitenland, missen onze volken de wijsheid en de wil om gehoor te geven.

Gevallen van de top van de wereldmacht aan het einde van de Tweede Wereldoorlog hebben de Amerikanen en Britse volkeren een toename van problemen gadegeslagen in de naoorlogse wereld. Maar erger dan de problemen op het wereldtoneel is het morele verval van binnenuit geweest. Te midden van materiële welvaart worden we omringd door morele armoede! Er liggen problemen in het verschiet in de nabije toekomst waar onze leiders en ons volk niet eens van dromen.

Hoe kunt u zeker weten dat de Bijbelprofetieën betreffende Israël op de eerste plaats betrekking hebben op het Amerikaanse en Britse volk? Wat voorspellen die profetieën werkelijk voor uw toekomst? Lees verder voor de verbazingwekkende antwoorden op deze en andere vragen.

 

Hoofdstuk 2

Er zijn in de oudheid beloften gedaan

In Genesis 11:26-32 lezen we over Abram, wiens naam later werd veranderd in Abraham. De rest van de Bijbel is een uitvloeisel van Gods handelen met hem en de beloften die Hij deed aan Abraham en zijn afstammelingen. De beloften aan Abraham zijn de basis van bijna alle toekomstige Bijbelprofetieën!

Abram werd geboren in een gezin dat in Ur van de Chaldeëen leefde, een stad in het zuiden van Mesopotamië dicht bij het oude Babylon. Na de dood van een van zijn broers, verhuisden Abram, zijn vader en andere familieleden enkele honderden kilometers naar de noordelijk gelegen stad Haran aan de Eufraat. Een poos daarna stierf Abrams vader Terah en werd begraven. Vervolgens zei God tegen Abram, toen 75 jaar oud, om de rest van zijn familie te verlaten en naar een land te gaan dat Hij hem zou wijzen. Hij beloofde hem tot een groot volk te maken.

Deze belofte die voor het eerst wordt gegeven in Genesis 12 is nogal vaag. Ze bestond eenvoudig uit een onbestemd land dat later aan Abram en zijn nageslacht als een erfenis gegeven zou worden. In de rest van Genesis lezen we in een opmerkelijk verhaal hoe de beloften door God gedaan ontvouwd worden.

De zich ontplooiende belofte aan Abraham

In Genesis 12:1-3 zijn de eerste beloften die God aan Abram deed vermeld. God zei hem dat Hij hem tot “een groot volk” (v. 2) zou maken, dat hij gezegend zou worden en dat door hem alle volkeren gezegend zouden worden, en dat God zou “. . . zegenen wie u zegenen en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken” (v. 2-3).

Nadat Abram en zijn vrouw, samen met zijn neef Lot, in het land Kanaän kwamen, vond er een incident plaats dat voor God aanleiding was voor het verder verhelderen van de beloften. Abram en Lot hadden beiden grote kudden vee en kleinvee en er was strijd ontstaan tussen hun herders over begrazingsrechten. Abram loste de zaak op door Lot diens keuze voor weidegrond aan te bieden. Lot verkoos om de Jordaan over te steken en zijn kudden te laten grazen in de Jordaanvallei, dicht bij de steden Sodom en Gomorra.

In de nasleep van de scheiding tussen de twee herhaalde God de beloften aan Abram. “En de HEERE zei tegen Abram, nadat Lot zich van hem afgescheiden had: Sla toch uw ogen op en kijk vanaf de plaats waar u bent, naar het noorden, het zuiden, het oosten en het westen. Want al het land dat u ziet, zal Ik voor eeuwig aan u en uw nageslacht geven. En Ik zal uw nageslacht maken als het stof van de aarde; als iemand het stof van de aarde zou kunnen tellen, dan zou ook uw nageslacht geteld kunnen worden” (Genesis 13:14-16). In Genesis 15 wordt deze belofte verder versterkt. Aan Abram werd gezegd dat zijn afstammelingen zouden zijn als het getal van de sterren (v. 5). Hem werden ook de grenzen van zijn erfenis in het Midden-Oosten gegeven. In de verzen 18-21 werd Abram gezegd dat het land dat God aan zijn afstammelingen zou geven, zich zou uitstrekken van de rivier van Egypte helemaal tot aan de Eufraat, en ook het gebied zou omvatten van verschillende volkeren die op dat moment het land in bezit hadden.

Vader van vele volkeren

Abram en zijn vrouw Saraï waren beiden op leeftijd en hadden geen kinderen kunnen krijgen. Toch had God hem gezegd dat hij afstammelingen zou hebben die een land zouden erven. 24 jaar lang, nadat zij Haran hadden verlaten, wachtten Abram en Saraï en overdachten deze beloften. Eindelijk, toen Abraham 99 jaar oud was, verscheen God opnieuw aan hem.

In Genesis 17:6 beloofde God: “Ik zal u uitermate vruchtbaar maken: Ik zal u tot volken maken en er zullen koningen uit u voortkomen.” Op dit tijdstip hoorde Abram ook dat hij de vader van vele volken zou worden (v. 4). God zei tegen hem dat Hij zijn naam veranderde in Abraham, wat betekent “vader van een menigte” (v. 5), en Saraï’s naam in Sara, wat ‘prinses’ betekent (v. 15). Tegen hem werd gezegd dat Sara hem binnen een jaar een zoon zou baren (v. 19; vgl. 18:14). Zoiets leek te ongelofelijk voor woorden, maar niettemin gebeurde het precies zoals God gezegd had dat het zou gebeuren en Izak werd op de vastgestelde tijd geboren.

Eigenlijk had Abraham al 14 jaar voor Izaks geboorte een zoon gekregen, maar deze zoon Ismaël was niet de zoon van de belofte. Na tien jaren wachten op Gods beloften had Sara Abraham aangemoedigd haar dienstmeid Hagar te nemen en bij haar een kind te verwekken. Hij deed dit en veroorzaakte daardoor problemen en conflicten die tot op de dag van vandaag voortduren.

Na de geboorte van Izak zond Abraham Hagar en Ismaël weg (Genesis 21:14). Ten slotte trouwde Ismaël onder het volk van zijn moeder, de Egyptenaren, en had talrijke kinderen. De Arabische volken stammen af van Ismaëls zonen.

Jaren later verscheen God opnieuw aan Abraham, dit keer om hem voor de uiterste test van zijn geloof te plaatsen. God, die op dat ogenblik reeds tientallen jaren persoonlijk met Abraham was omgegaan, zei tegen hem zijn zoon Izak te nemen en hem naar de bergen van Moria te brengen om hem daar als een offergave aan God te offeren. Reagerend in geloof deed Abraham wat God vroeg en stond op het punt zijn erfgenaam en enige wettige zoon als offer te brengen toen God tussenbeide kwam en hem zei te stoppen, en in plaats daarvan een ram, die verstrikt zat in nabij gelegen struikgewas, te offeren als vervanging voor Izak.

Daarna bekrachtigde God de beloften aan Abraham als zijnde onvoorwaardelijk geworden. “Daarna riep de Engel van de HEERE tot Abraham voor de tweede keer vanuit de hemel. Hij zei: Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de HEERE: Omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt, zal Ik u zeker rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben. En in uw Nageslacht [lett. ‘zaad’] zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent”(Genesis 22:15-18).

Er zijn hier een aantal belangrijke dingen op te merken. De beloften zijn niet langer voorwaardelijk en afhankelijk van toekomstige daden van Abraham en zijn afstammelingen. Omdat Abraham deze uiterste test van gehoorzaamheid had doorstaan, garandeerde God de onvoorwaardelijke toekomstige vervulling van Zijn beloften.

Aanvullend wordt nog een ander detail gegeven. De afstammelingen van Abraham zouden uiteindelijk ‘de poorten’ van hun vijanden bezitten. Een poort is een nauwe doorgang, een middel voor in- en uitgang. Deze belofte betekent dat niet alleen Abrahams afstammelingen tot vele volken zouden worden, maar dat zij de middelen zouden beheersen waardoor hun vijanden moesten passeren om te komen en te gaan. We zullen de betekenis van deze opmerkelijke belofte later in dit boekje onderzoeken.

Beloften zowel geestelijk als fysiek vervuld

“Maar zijn niet alle beloften aan Abraham vervuld in Christus?” zouden sommigen kunnen vragen. Dat is een vraag die rechtstreeks uit de Bijbel beantwoord moet worden.

Galaten 3:26-29 maakt het helder dat alle ware christenen worden gerekend als geestelijke kinderen van Abraham en erfgenamen van de belofte. De uiteindelijke vervulling van Gods zegeningen voor Abraham houdt ook de belofte in dat hij en zijn geestelijke nakomelingen de hele aarde zullen erven (Romeinen 4:13; vgl. Mattheüs 5:5). Aan Abraham werd een eeuwigdurende erfenis beloofd (Genesis 17:8), wat vanzelfsprekend het bezit van eeuwig leven veronderstelt!

Het was duidelijk dat er een geestelijk aspect zat aan de beloften die God aan Abraham deed! Gods genade zou worden uitgebreid naar de hele mensheid door dat ene Nageslacht [lett. ‘zaad’], Christus (vgl. Galaten 3:16). De Messias zou als afstammeling van Abraham Degene zijn door wie de zegening van verlossing van zonde en de gave van eeuwig leven beschikbaar zouden komen voor de hele mensheid, door Gods genade.

Er zat evenwel ook een fysiek aspect aan de beloften aan Abraham. Het geboorterecht hield ook beloften van nationale grootheid en agrarische en minerale rijkdom in. In Genesis 13:16 was door God tegen Abraham gezegd dat Hij zijn nageslacht talloos zou maken als het stof van de aarde. Hier is de verwijzing duidelijk naar Abrahams talrijke fysieke afstammelingen die nationale grootheid zouden erven en de poorten van hun vijanden zouden bezitten.

De beloften aan Abraham bevatten zowel geestelijke als fysieke componenten. Zij wijzen naar Jezus de Messias, maar zij wijzen ook naar de zegeningen van het geboorterecht dat zou worden geschonken aan een menigte van zijn afstammelingen die een groot volk en een grote groep van volken zouden worden. Dit betekent niet dat de ontvangers van deze zegeningen beter of specialer zijn dan degenen die de zegeningen niet ontvingen. In feite zien we dat degenen die de fysieke zegeningen ontvingen, deze voor het grootste deel hebben verspild en zich van God afgekeerd hebben, waarvoor zij Zijn oordeel onder ogen zullen moeten zien.

Het begin van Israël

Jaren nadat de beloften voor het eerst werden gedaan, bekrachtigde God deze aan Abrahams zoon Izak. “Verblijf als vreemdeling in dit land. Ik zal dan met u zijn en u zegenen, want aan u en uw nageslacht zal Ik al deze landen geven. Ik zal de eed gestand doen die Ik Abraham, uw vader, gezworen heb. Ik zal uw nageslacht zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en uw nageslacht al deze landen geven. In uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat Abraham Mijn stem gehoorzaamd heeft en Mijn voorschriften, Mijn geboden, Mijn verordeningen en Mijn wetten in acht genomen heeft” (Genesis 26:3-5). De belofte aan Izak was gebaseerd op Abrahams gehoorzaamheid aan God (vgl. v. 24).

Izak en zijn vrouw Rebekka hadden twee zonen. Hun namen waren Jakob en Ezau en ondanks het feit dat ze een tweeling waren, waren zij vanaf het eerste begin totaal verschillend in temperament en karakter. Voorafgaand aan hun geboorte had God geopenbaard dat de oudste, Ezau, de jongste, Jakob zou dienen (25:23). Toch was Jakob, die van nature een ritselaar was, niet in staat te wachten tot God hem de zegeningen van het eerstgeboorterecht zou geven. Hij beraamde zijn vader te misleiden om deze zodoende voor zichzelf veilig te stellen voor de tijd die hij en zijn moeder hadden bedacht. God stond dit toe omdat het Zijn doel was dat Jakob de beloften zou ontvangen. Jakob moest door ervaring enige moeilijke lessen leren om hem tot berouw en bekering te brengen.

Hoe dan ook, laten we kijken welke geboorterechtszegeningen Izak aan Jakob toekende. “Moge God je geven van de dauw van de hemel, van de vruchtbare streken van de aarde: overvloed van koren en nieuwe wijn. Volken zullen je dienen, naties zullen zich voor je buigen. Wees heerser over je broers, de zonen van je moeder zullen zich voor je buigen. Vervloekt moet zijn wie jou vervloekt, en gezegend wie jou zegent!” (Genesis 27:28-29). Hier worden twee details voor de eerste keer genoemd. Het eerste is dat Jakobs afstammelingen grote agrarische welvaart zouden bezitten en het tweede dat zij heerschappij zouden verwerven over andere volken en nationaliteiten.

Nadat Jakob zijn broer had bedrogen, zeiden Izak en Rebekka tegen hem dat hij naar het gebied moest reizen waar de familie van zijn moeder woonde. Daar zou hij een vrouw kunnen vinden en enige tijd verblijven totdat de woede van zijn broer bekoeld was. De afscheidswoorden van Izak waren: “En moge God, de Almachtige, je zegenen, en je vruchtbaar en talrijk maken, zodat je tot een menigte van volken zult worden. Moge Hij je de zegen van Abraham geven, jou en je nageslacht met je, zodat je het land waar je vreemdeling bent, dat God aan Abraham gegeven heeft, in bezit krijgt” (Genesis 28:3-4).

Korte tijd later kwam God tot Jakob in een droom en werkte de beloften verder uit. In zijn droom zag hij een oneindige trap, die tot de hemel reikte, en engelen opklimmend en neerdalend. “En zie, de HEERE stond boven aan die ladder en zei: Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham en de God van Izak; dit land waarop u ligt te slapen, zal Ik u en uw nageslacht geven. Uw nageslacht zal talrijk zijn als het stof van de aarde en u zult zich uitbreiden naar het westen, het oosten, het noorden en het zuiden. In u en uw nageslacht zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden” (Genesis 28:13-14).

Hier zien we voor de eerste keer dat de erfenis die God aan Abraham beloofde meer omvatte dan alleen het land in het Midden-Oosten. Jakobs nakomelingen zouden zich vanuit die erfenis buiten de landsgrenzen verspreiden en invloed krijgen in de hele wereld. Hun erfenis zou hen in contact brengen met volkeren over de hele aarde.

Het verhaal gaat verder in Genesis en wij zien de lessen die Jakob leerde gedurende de tijd van zijn verbanning uit Kanaän. Toen hij ten slotte terugkeerde naar zijn vaderland, ontmoette God hem op een plaats die later Pniël werd genoemd. Nadat Jakob de hele nacht had geworsteld met de Goddelijke Boodschapper, zei God tegen hem: “. . . Uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël, want u hebt met God en met mensen gestreden, en hebt overwonnen” (Genesis 32:28). Jakob/Israël was de vader van twaalf zonen, die de stamvaders waren van de 12 stammen van Israël.

De beloften aan Abraham werden doorgegeven van vader op zoon en waren geleidelijk uitgebreid. Maar er komt nog veel meer! Aan Abraham was gezegd dat hij ‘vele volken’ zou voortbrengen die nationale grootheid zouden bereiken en ook dat er uit hem een koninklijke lijn zou ontstaan. Deze belofte werd nu verdeeld tussen twee van Jakobs twaalf zonen. Let op de duidelijke beperkende beschrijving die in 1 Kronieken 5:1-2 wordt gegeven: “De zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël – hij was namelijk de eerstgeborene, maar omdat hij het bed van zijn vader geschonden had, is zijn eerstgeboorterecht aan de zonen van Jozef, de zoon van Israël, gegeven, maar niet zo, dat deze in het geslachtsregister als eerstgeborene werd ingeschreven, want Juda werd machtig onder zijn broers, en een uit hem werd tot vorst, maar het eerstgeboorterecht was van Jozef”.

Aan Juda werd duidelijk de scepterbelofte voor een lijn van koningen gegeven, culminerend in de Messias die de Koning der koningen zou worden. Maar noteer! De eerstgeboorterechtsbeloften van nationale grootheid gingen niet naar de Joden, maar naar de afstammelingen van Jozef. Dit begrijpen is de hoofdsleutel die al het andere begint te openen.

Efraïm en Manasse ontvangen het eerstgeboorterecht

Laat we verder kijken hoe de eerstgeboorterechtsbeloften overgingen op de nakomelingen van Jozef. Een belangrijk deel van dit verhaal vond plaats korte tijd voor de dood van Jakob/Israël. Op dat moment leefden hij en zijn hele familie in Egypte waar Jozef als bestuurder diende direct onder Farao. Toen Jozef op bezoek kwam bij zijn oude en zwakke vader bracht hij zijn twee zonen Efraïm en Manasse met zich mee. Tijdens dit bezoek vond een weinig begrepen ceremonie plaats.

In Genesis 48:5 deelde Israël Jozef mee dat hij Efraïm en Manasse adopteerde – dat zij als de zijne gerekend zouden worden en daarom als zodanig behoorden tot de stammen van Israël. Aldus kreeg Jozef een dubbele portie. Nadat Jozef zijn zonen dichtbij had gebracht, omhelsde Israël hen, legde hen de handen op en stelde hen apart op voor een bijzondere zegening.

Op dit moment vond er een opmerkelijke gebeurtenis plaats. Jozef had doelbewust de jongens zo opgesteld dat de oudste, Manasse, aan Israëls rechterzijde stond en de jongste, Efraïm, aan zijn linkerzijde. Dit was gedaan met de bedoeling dat hij zijn rechterhand, voor de grotere zegening, op Manasse zou plaatsen, en de linker op Efraïm. Israël kruiste evenwel zijn handen en legde de rechterhand op Efraïm en de linker op Manasse. Toen Jozef dit zag probeerde hij te corrigeren wat hij als vergissing zag van de kant van zijn bijna blinde vader. Israël weigerde echter en legde uit dat deze kruising van zijn handen doelbewust was.

Israël vertelde Jozef dat zijn oudste zoon Manasse een groot volk zou worden, maar dat Efraïm een menigte of groep van volken (v. 19) zou worden. Hier zien we dat een groot volk en ook een grote groep van volken zouden voortkomen uit de nakomelingen van Jozef. Zij waren degenen die de eerstgeboorterechtszegeningen van nationale grootheid zouden ontvangen. Dit was inclusief het bezit van strategische controleposten die hun vijanden moesten passeren, een immense agrarische welvaart en rijkdom aan delfstoffen, en een status van wereldmachten die andere volkeren zouden domineren. Omdat God had beloofd dat zij een zegen zouden zijn voor andere volken, weten we dat hun dominantie als wereldmachten over het algemeen welwillend zou worden uitgeoefend.

Zijn er historische sporen van deze vervulde beloften? Laten wij, voordat we dat onderzoeken, kijken naar wat meer bijzonderheden die in het boek Genesis naar voren komen. Korte tijd nadat hij Efraïm en Manasse adopteerde en de eerstgeboorterechtszegeningen op hen had overgedragen, riep Israël al zijn zonen bij zijn bed. Hij was aan het einde van zijn lange leven en wilde zijn laatste vermanende woorden en zegen aan zijn familie doorgeven.

Merk op wat hij tegen hen zei. “Daarop riep Jakob zijn zonen en zei: Verzamel jullie, dan maak ik jullie bekend wat jullie in later tijd [lett. ‘aan het einde van de dagen’] overkomen zal” (Genesis 49:1). Israëls profetie die volgde was niet voor zijn tijd of voor de tijd dat zijn nakomelingen uit Egypte zouden komen en het Beloofde Land binnen zouden gaan. Het was voor het einde der tijden! Klaarblijkelijk zouden de nakomelingen van Israël in de eindtijd nog bestaan als afzonderlijke, herkenbare stammen.

Let op zijn woorden voor Jozef: “Jozef is een jonge vruchtbare boom, een jonge vruchtbare boom bij een bron. Elk van zijn takken loopt over de muur” (v. 22). Dit is een poëtische zinspeling op een volk dat zich zou vermenigvuldigen en zich overal zou verspreiden. Per slot van rekening stonden de zonen van Jozef uiteindelijk aan de basis van een groot volk en een grote groep van volken. Israël voorzag daarom dat zij een groot koloniserend volk zouden worden. Hij gaf ook de zegeningen door uit de hemel boven en uit de diepte die beneden ligt. Dit houdt in grote minerale rijkdom (zegeningen van de diepte) alsook zegeningen van het weer die voor grote welvaart in de landbouw zou zorgen (zegeningen van de hemel boven).

Maar zijn deze fabelachtige beloften ooit vervuld voor de afstammelingen van Efraïm en Manasse? De ware authenticiteit van uw Bijbel als het Woord van God staat of valt met dat punt!

Nadat zij Egypte verlieten, woonden de stammen van Israël voor eeuwen in het gebied van het Midden-Oosten dat God had beloofd. Er is geen vermelding dat Efraïm en Manasse ooit een groot volk en een groep van volken zijn geworden voorafgaand aan Israëls gevangenschap. Zij zijn nooit een zegen voor alle volken van de wereld geworden voordat zij in Assyrische gevangenschap gingen in de achtste eeuw voor Christus. Het is duidelijk dat de vervulling van de beloften die God aan Abraham deed en bekrachtigde aan zijn nakomelingen, niet plaatsvond voordat de tien stammen van Israël uit het zicht verdwenen in de pagina’s van uw Bijbel en ze daarna uit de seculiere geschiedenis verdwenen.

Hoe deze beloften uiteindelijk werden vervuld is, zoals we zullen zien, ‘de rest van het verhaal’!

 

Hoofdstuk 3

Israëls gevangenschap en verloren identiteit

Voordat de kinderen van Israël ooit het Beloofde Land binnengingen, werd Mozes door God geïnspireerd om hen te waarschuwen voor de toekomst. De beloften van God waren zeker, maar het juiste tijdstip van vervulling was aan God en hing af van Israëls handelwijze.

In Leviticus 26:1-2 waarschuwde God de Israëlieten door Mozes: “U mag voor uzelf geen afgoden maken. . . . Mijn sabbatten moet u in acht nemen, en voor Mijn heiligdom moet u eerbied hebben. Ik ben de HEERE.” Hij ging verder met hen te zeggen dat “Als u in Mijn verordeningen wandelt en Mijn geboden in acht neemt en ze houdt, dan zal Ik u op zijn tijd regen geven, zodat het land zijn opbrengst zal geven en de bomen van het veld hun vruchten zullen geven” (vv. 3-4). In de volgende verzen specificeerde God zegeningen van agrarische overvloed en vrede die over het volk zouden komen als het trouw bleef. In vers 12 besloot Hij Zijn beloofde zegeningen, door te verklaren: “Ik zal in uw midden wandelen. Ik zal u tot een God zijn en u zult Mij tot een volk zijn.”

Net zoals er zegeningen voor gehoorzaamheid waren, zo waren er echter ernstige gevolgen voor ongehoorzaamheid. Als Israël afgoderij zou gaan bedrijven en Gods Sabbatten vergeten, dan zou God het volk voor haar daden straffen. In vers 16 en 17 specificeerde Hij de bestraffing door ziekten en vijandige invallen in hun gebied die zouden volgen. Wat zou er gebeuren als Israël na herhaalde bestraffing volhardde in rebellie tegen God en Zijn wetten? Vers 18 zegt: “Als u dan ondanks dit alles nog niet naar Mij luistert, dan zal Ik u vanwege uw zonden zeven keer erger straffen.” Het Hebreeuwse woord dat hier vertaald is met “zeven keer”, kan verwijzen naar de tijdsduur of de intensiteit van bestraffing.

Bestraffing van “zeven keer”

In Daniël 4 lezen wij over een droom die koning Nebukadnezar van Babylon had. In de droom werd hem gezegd dat hij gestraft zou worden voor zijn hoogmoed door het verlies van zowel zijn koninkrijk als zijn geestelijke gezondheid. In deze droom werd hem gezegd dat “zeven tijden” voorbij zouden gaan vóór zijn herstel. In de historische vervulling van deze droom is het duidelijk dat de zeven tijden een periode was van zeven letterlijke jaren.

Wat hield de zeven keer van Israëls bestraffing, zoals beloofd in Leviticus 26:18, in? Als dit een tijdsduur aangaf, hoelang zou die dan duren? Als we de betekenis van Israëls “zevenvoudige” [SV] bestraffing begrijpen als ‘zeven tijden’, dan krijgt dit voor de geschiedenis een veel ingrijpender betekenis dan u waarschijnlijk ooit tevoren beseft heeft.

Laten we dan  eerst de vraag betreffende de lengte van ‘zeven tijden’ beantwoorden. Hoeveel dagen zouden ‘zeven tijden zijn? In Openbaring 11 en 12 vinden wij de sleutels om dit te begrijpen.

Openbaring 11:2-3 stelt twee tijdsperioden gelijk: 42 maanden en 1260 dagen. Dit is eenvoudig te begrijpen, omdat er precies 1.260 dagen zitten in 42 maanden van 30 dagen. In Openbaring 12:6 vinden wij nog een vermelding van 1.260 dagen, maar deze keer loopt dit cijfer in vers 14 parallel met de term ‘tijd, tijden en een halve tijd’. Wij hebben al gezien dat 1.260 dagen gelijkgesteld werd met 42 maanden, wat precies drie en een half jaar is. Het is dus duidelijk dat de Bijbel “tijd, tijden en een halve tijd” gelijk stelt met een drie-en-een-half-jarige periode van 1.260 dagen.

‘Zeven tijden’ is tweemaal de duur van “tijd, tijden en een halve tijd” (of drie en een half jaar). Daarom zou zeven tijden een duur voorstellen van 2.520 dagen (tweemaal de lengte van 1.260 dagen). Hoelang zou de periode van bestraffing van Israël , die deze 2.520 dagen in Bijbelprofetie vertegenwoordigen, duren? Laten we om dit te begrijpen kijken naar een ander voorval van bestraffing van Israël. Numeri 13 en 14 geven het verslag van Mozes die 12 spionnen , één van elke stam, uitzendt om op onderzoek uit te gaan in het Beloofde Land. Tien spionnen brachten een negatief verslag uit waardoor het volk ontmoedigd raakte en ervoor zorgde dat zij weigerden het land binnen te gaan. God was zeer ontstemd over het gebrek aan geloof van het volk. Let op de consequenties die volgden: “Overeenkomstig het aantal dagen dat u dat land verkend hebt, veertig dagen, voor elke dag een jaar, zult u uw ongerechtigheden dragen, veertig jaar lang, en u zult van Mij tegenstand ondervinden” (Numeri 14:34).

Dit leidde tot een uitstel van 40 jaar voordat Israël het Beloofde Land kon binnengaan en de beloften die God had gedaan aan hun voorvaders kon beërven. De 40 jaar van bestraffing waren gebaseerd op het principe van een dag voor een jaar. Als elke dag een jaar vertegenwoordigt in de vervulling van de bestraffing van Israël, dan vertegenwoordigen ‘zeven tijden’ 2.520 jaar.

Een soortgelijk punt wordt gemaakt in Ezechiël 4 over bestraffing van Juda en van Israël. In dit verslag werd de profeet Ezechiël verteld dat hij elke dag gedurende 390 dagen op zijn linkerzijde moest liggen om de duur van Gods bestraffing op Israël te symboliseren. Daarna werd hem gezegd zich om te draaien en dat hij elke dag gedurende 40 dagen op zijn rechterzijde moest liggen, teneinde de bestraffing van Juda te tonen. Vervolgens werd tegen Ezechiël gezegd: “. . . Voor elk jaar leg Ik u een dag op” (v. 6). Met andere woorden, weer was een dag gelijk aan een jaar in de vervulling van bepaalde Bijbelse profetieën. Wat is de volle betekenis van deze tijdsperiode? We zullen spoedig het verbazingwekkende antwoord zien. Maar laten we eerst onderzoeken waarom Israël überhaupt in gevangenschap ging.

Waarom de tien stammen in gevangenschap gingen

In Leviticus 26 maakte God het duidelijk dat indien Israël afgoden begon te vereren en Zijn Sabbat begon te schenden, Hij door bestraffingen hun aandacht zou proberen te krijgen. De vervulling van deze profetie is door heel het boek Richteren te zien, als Israël in zonde verviel en God terroristische invallen door omliggende landen toestond om Israëls vrede en haar economie te verstoren. Soms brachten deze landen Israël zelfs voor jaren onder hun directe heerschappij. Deze cyclus duurde meer dan drie eeuwen voordat de monarchie werd gevestigd.

Na de dood van koning Salomo splitste het koninkrijk Israël in twee totaal afzonderlijke naties. De noordelijke tien stammen kozen Jerobeam, de zoon van Nebat, als hun koning, terwijl Juda trouw bleef aan Rehabeam, de zoon van Salomo. Kort na de afscheiding van het koninkrijk nam Jerobeam een beslissing die van invloed is geweest op de tien stammen van Israël voor de rest van hun geschiedenis.

We lezen dit cruciale verhaal in 1 Koningen 12. Jerobeam begon te vrezen dat de tien stammen in de toekomst zouden verlangen naar hereniging met Juda. Hij oordeelde dat ieder jaar opgaan naar Jeruzalem om God te aanbidden gedurende de festivalseizoenen zou leiden tot heimwee naar ‘de goede oude tijd’. Hij vreesde een toekomstig verlangen naar de tijd dat zij één natie waren geweest onder Davids dynastie in Jeruzalem. Dit zou, geloofde hij, uiteindelijk leiden tot afzetting van hemzelf of zijn nakomelingen.

Toen hij over dit probleem nadacht kwam Jerobeam met wat hij beschouwde als de oplossing. Hij riep het volk samen en kondigde enkele veranderingen aan. Om de dingen gemakkelijker te maken, zei hij tegen hen dat zij voortaan twee plaatsen voor aanbidding zouden hebben in Noord-Israël waaruit gekozen kon worden. Op deze manier zouden zij niet langer de hele weg naar Jeruzalem hoeven te gaan. Hij vestigde zijn nieuwe plaatsen van aanbidding in de stad Dan in het noorden en in Bethel in het zuiden. Op iedere locatie zou een gouden kalf het voorwerp van aanbidding zijn. Bovendien zou het Levitische priesterschap vervangen worden door mannen die trouw waren aan Jerobeam en zijn nieuwe religie. In feite wordt gezegd dat Jerobeam “. . . priesters [maakte] van de geringsten van het volk . . .” (1 Koningen 12:31, SV). Alsof dit alles nog niet genoeg was, introduceerde hij ook een verandering in tijdschema van Gods jaarlijkse feesten. Het Loofhuttenfeest, dat gevierd wordt in de zevende maand van Gods heilige kalender, werd uitgesteld tot de achtste maand.

Gedurende de resterende 200 jaar van het bestaan van Noord-Israël als een onafhankelijke natie kwamen en gingen vele dynastieën. Ongeacht wie koning was wordt ons echter steeds weer verteld dat hij niet afweek  van de zonde van Jerobeam de zoon van Nebat , waarmee hij Israël had doen zondigen” (vgl. 1 Koningen 15:34; 16:19; 2 Koningen 3:3; 10:29; 13:2, 6, 11; 14:24; 15:18, 24, 28; 17:22). De tien stammen negeerden Gods waarschuwingen geheel die door Mozes aan hun voorvaders waren gegeven. Zij vereerden afgoden, overtraden Gods Sabbatten en veronachtzaamden over het algemeen eenvoudig Gods wetten.

De consequenties waren onvermijdelijk. God had eeuwen eerder door Mozes gewaarschuwd dat een bestraffing van “zeven tijden” zou komen over hen als zij volhardden in ongehoorzaamheid. Uiteindelijk vielen in het midden van de achtste eeuw legers van het machtige Assyrische rijk Israël binnen.

Koning Menahem van Israël bracht uitstel teweeg door een grote som geld te geven aan de Assyrische koning Pul om zich terug te trekken. Enkele jaren later echter, gedurende de regering van een van Menahems opvolgers, Pekah, kwamen de Assyriërs terug onder Tiglath-Pileser. Dit keer onderwierpen de Assyriërs grote delen van het oosten en het noorden van het koninkrijk. Diverse stammen, met inbegrip van een groot deel van Ruben, Gad en Naftali werden gevangen genomen en naar Assyrië gebracht. Gedurende de regering van Pekahs opvolger Hosea gingen de zaken nog slechter. De Assyriërs keerden terug onder hun nieuwe koning Salmaneser en vorderden belastingen van het overblijfsel van Israël. Daarna kwamen zij enige jaren later weer terug en belegerden Samaria. Na een belegering van drie jaar viel Samaria. De Assyriërs begonnen toen de bevolking van de tien stammen van Israël massaal te deporteren.

Israëls laatste kans

Het duurde jaren om deze deportatie te voltooien. Voordat ze heel ver gevorderd was, kwam er een rechtvaardige koning op de troon in het zuidelijke koninkrijk Juda. Deze koning Hizkia kreeg na de dood van zijn vader Achaz de volledige macht in handen in 714 v. Chr. Hij was verscheidene jaren mederegeerder geweest met zijn vader, maar bezat geen onafhankelijk gezag tot de dood van zijn vader. Hij was, in scherp contrast met zijn vader, een man die met heel zijn hart trachtte God te volgen. Meteen vanaf het begin van zijn alleenheerschappij nam hij het initiatief tot een wederopbloei in Juda. Hij heropende de tempel in Jeruzalem en riep de mensen op tot berouw en bekering en om zich opnieuw toe te wijden aan de verering van de ware God.

Hizkia zei tegen het volk: “Want onze vaderen zijn ontrouw geweest en hebben gedaan wat slecht was in de ogen van de HEERE, onze God, en hebben Hem verlaten. Zij hebben hun ogen van de tabernakel van de HEERE afgewend, en hebben Hem de rug toegekeerd. . . . Daarom rustte de grote toorn van de HEERE op Juda en Jeruzalem. Hij heeft hen overgegeven tot een schrikbeeld, tot verwoesting en tot een aanfluiting, zoals u met uw eigen ogen ziet. Zie, daarom zijn onze vaderen door het zwaard gevallen, en daarom zijn onze zonen, onze dochters en onze vrouwen in gevangenschap geweest. Nu is het in mijn hart een verbond te sluiten met de HEERE, de God van Israël, zodat Zijn brandende toorn zich van ons afkeert” (2 Kronieken 29:6-10).

Deze wederopbloei onder Hizkia bood Juda niet alleen uitstel van het zwaard van de Assyriërs dat het koninkrijk Israël net ten noorden van hen aan het vernietigen was, het was ook een laatste kans voor de noordelijke tien stammen om totale verbanning af te wenden. Let op wat koning Hizkia deed: “Daarna stuurde Hizkia boden naar heel Israël en Juda, en hij schreef ook brieven aan Efraïm en Manasse dat zij naar het huis van de HEERE in Jeruzalem moesten komen om voor de HEERE, de God van Israël, Pascha te houden”, “Zo stelden zij vast dat men door heel Israël, van Berseba tot Dan, een oproep zou laten uitgaan dat zij moesten komen om in Jeruzalem het Pascha te houden voor de HEERE, de God van Israël, want zij hadden het lange tijd niet gehouden zoals het voorgeschreven was” (2 Kronieken 30:1, 5). Hizkia’s boodschappers waarschuwden de overgebleven inwoners van het noordelijke koninkrijk: “Wees nu niet halsstarrig zoals uw vaderen. Geef de HEERE de hand. . . Want als u zich tot de HEERE bekeert, zullen uw broeders en uw kinderen barmhartigheid vinden bij hen die hen als gevangenen weggevoerd hebben, zodat zij in dit land zullen terugkomen . . .” (vv. 8-9).

Wat was het antwoord van Israël? “Zo trokken de ijlboden van stad tot stad door het land van Efraïm en Manasse, tot Zebulon toe, maar men lachte hen uit en bespotte hen. Maar toch vernederden sommigen van Aser, Manasse en van Zebulon zich en kwamen naar Jeruzalem” (vv. 10-11). Voor het overgrote deel negeerde Israël de waarschuwing van koning Hizkia en zijn oproep tot bekering – de laatste waarschuwing die zij zouden ontvangen. In de jaren direct daaropvolgend ontvolkten de Assyriërs noordelijk Israël volledig en brachten mensen vanuit Babylonië om zich daar in de plaats van het volk Israël te vestigen. Deze nieuwkomers werden later bekend als Samaritanen, genoemd naar de hoofdstad Samaria van Israël.

Israël was begonnen aan een lange omzwerving die pas na vele eeuwen zou eindigen; 2.520 jaar zou voorbijgaan voordat de nakomelingen van Israël de zegeningen van het geboorterecht die aan hun voorvaders beloofd waren zouden beginnen te ontvangen. 2.520 jaar – een jaar voor een dag – zouden zij Gods ‘beloftebreuk’ ervaren.

Israëls verloren identiteit

In Exodus 31:12-17 onderwees God Mozes dat Zijn Sabbatten voor eeuwig een teken zouden zijn tussen Hem en Israël. Een teken is iets dat identificeert. De Sabbat is een eeuwigdurende herinnering aan wie God is en wie Zijn mensen zijn. Zolang Israël de Sabbat hield, behielden zij hun identiteit.

Tot op deze dag heeft het volk van Juda zijn identiteit gehandhaafd, ongeacht waar deze mensen ook rond de wereld mogen wonen. Zij hebben vastgehouden aan het teken van de Sabbat en hebben nooit uit het oog verloren wie ze zijn.

Israël daarentegen heeft vanaf de tijd van koning Jerobeam Gods Sabbatten verlaten en vervangen door zijn eigen dagen van aanbidding. Als gevolg daarvan was Israël niet te onderscheiden van de omliggende naties en volken toen zij in gevangenschap waren. Degenen die zij ontmoetten associeerden hen niet met de Joden en uiteindelijk vergaten de meeste Israëlieten zelf hun ware oorsprong.

Veel van de gebruiken die Israël meenam in gevangenschap waren ontleend aan de heidense naties rondom hen. Ten tijde van Israëls Assyrische gevangenschap was de profeet Micha in Juda. Hij waarschuwde het Israëlitische volk voor zijn dreigende bestraffing en waarom die zou komen. “Want men houdt zich aan de verordeningen van Omri en aan alles wat het huis van Achab gedaan heeft. U gaat voort in hun opvattingen, zodat Ik u overgeef aan de verwoesting, en haar inwoners maak tot een aanfluiting. Zo zult u de smaad van Mijn volk dragen” (Micha 6:16).

Wie was Omri en wat waren zijn verordeningen? Wat had dit te maken met Israëls verloren identiteit?

De Israëlieten in ballingschap bekend geworden als Kimmeriërs

In gevangenschap verloor Israël zelfs zijn nationale naam. Omdat zij hun teken van identiteit dat God instelde hebben opgegeven, zijn de Israëlieten uit het oog verloren door de meeste seculiere historici. Maar zij zijn zeker niet uit het oog verloren door God. Let op de boodschap die de profeet Amos onder Zijn inspiratie moest optekenen in de jaren voorafgaand aan Israëls gevangenschap. “Zie, de ogen van de Heere HEERE zijn gericht op dit zondige koninkrijk. Ik zal het wegvagen van de aardbodem. Evenwel zal Ik het huis van Jakob niet geheel wegvagen, spreekt de HEERE. Want, zie, Ik geef opdracht, en Ik zal het huis van Israël onder alle volken schudden, zoals met een zeef geschud wordt; geen steentje [of: ‘niet de kleinste graankorrel’, vert. van NKJV] zal op de grond vallen” (Amos 9:8-9).

In 1 Koningen 16 lezen wij over Omri en hoe hij opklom tot macht. Hij bracht zijn voorganger Zimri ten val en vestigde een machtige dynastie. Hoewel hij slechts 12 jaar regeerde, stichtte hij de hoofdstad Samaria en stelde wetten in werking die voor de natie voor de rest van haar geschiedenis een richtsnoer waren. Zijn rol als wetgever was zo gevestigd dat 150 jaar na zijn dood, en vele dynastieën later, de profeet Micha nog refereerde aan Israël als houdende ‘de verordeningen van Omri’. Nadrukkelijk de wetten die God door Mozes had gegeven verwerpend koos het Huis Israël in plaats daarvan de wetten te houden die door Omri waren ingevoerd. “Omri”, zo staat in dit vers, “deed wat slecht was in de ogen van de HEERE. Hij deed meer kwaad dan allen die er vóór hem geweest waren” (1 Koningen 16:25).

Duidelijk gesteld, de verordeningen van Omri omvatten religieuze heidense praktijken. Zijn zoon Achab was getrouwd met Izebel, dochter van Ethbaäl priester-koning van de Baäl vererende Sidoniërs. Hoewel veel uitingen van Baälverering werden weggenomen door de latere koning Jehu, keerde Israël nooit werkelijk terug naar God.

Merk op wat Encyclopaedia Brittannica zegt met betrekking tot de mate van Omri’s invloed: “Omri wordt kort en in negatieve zin vermeld in de Bijbel (1Koningen 16; Micha 6:16), maar is volgens moderne geleerden een van de meest belangrijke leiders geweest van het noordelijke koninkrijk. Zijn naam komt regelmatig voor in Assyrische inscripties en men weet dat hij Moab heeft veroverd, een alliantie heeft gesloten met Tyrus en de hoofdstad van Israël naar Samaria heeft verplaatst” (Vijftiende Editie, 1991, p. 948).

Langers Encyclopedia of World History trok ook een conclusie aangaande de mate van de invloed van Omri: “Omri vestigde een langdurige dynastie. Hij bouwde een nieuwe hoofdstad in Samaria en hernieuwde allianties met Tyrus. . . Hij heroverde ook Moab zoals we weten van de Mesa-inscriptie. Omri was klaarblijkelijk een sterke koning. De Assyriërs noemden Israël naar zijn naam Bit Omri (Khumri)” (editie 1968, p. 44).

De geschiedenis van de oude wereld, los van wat in de Bijbel staat, hebben we overgeleverd gekregen door de geschriften en gedenktekens van de grote wereldrijken in de oudheid en door de geschriften van Griekse historici. De Assyriërs gebruikten op hun gedenktekens niet de naam ‘Israël’, maar verwezen liever naar de ‘Khumri’. Onder deze naam stond Israël in zijn gevangenschap bekend. Deze naam, en varianten ervan in de talen van de naburige volken, is de naam waarmee het volk Israël geïdentificeerd wordt in de wereldlijke geschiedenis.

Het volk dat geïdentificeerd werd als Khumri op Assyrische monumenten werd in de Babylonische taal Gimmirra (of Gimiri) genoemd. Griekse geografen als Herodotus noemden hen Kimmeriërs. Dus de namen waarmee Israël in de wereldlijke geschiedenis geïdentificeerd wordt zijn de namen waarmee anderen hen noemden, en die namen varieerden in spelling en uitspraak al naargelang de taal van de schrijver.

Israëls migraties

Wat gebeurde er met de Israëlieten die gevangen genomen waren door de Assyriërs? De Bijbel zegt ons dat zij waren gevestigd nabij de rivier Gozan en in de steden van de Meden. Gozan was een zijrivier van de noordelijke rivier de Eufraat. De steden van de Meden lagen in het gebied net ten zuiden van Armenië, tussen de Zwarte en de Kaspische zee.

Het apocriefe boek 2 Esdras, geschreven ongeveer een eeuw voorafgaand aan de tijd van Christus, vermeldt de traditie die onder de Joden was bewaard. “Dat zijn de tien stammen, die als gevangenen werden weggevoerd uit hun eigen land. . . en hij (Salmaneser) nam hen mee over de wateren en zo kwamen zij in een ander land. Maar zij beraadslaagden onder elkaar dat zij de menigte van heidenen zouden verlaten en op zouden trekken naar een verder gelegen land waar nooit mensen woonden. . . En zij gingen de Eufraat in via de nauwe doorgangen van de rivier” (13:40-43).

Dat de migrerende Israëlieten de “nauwe doorgangen van de rivier” volgden wil eenvoudig zeggen dat zij noordwaarts gingen door de nauwe bergpassen van de bovenloop van de Eufraat. Dit bracht hen ten noorden van de Kaukasus en verder naar de noordelijke kust van de Zwarte Zee. Dat is precies waar de geschiedenis de Kimmeriërs plaatst, die later via het stroomgebied van de rivieren de Donau en de Rijn naar Noordwest-Europa reisden.

Lempriere’s Classical Dictionary plaatst de Kimmeriërs “. . . nabij de Palus Maeotis” (p. 149). Palus Maeotis was de naam die de oude Grieken gaven aan het grote meer op de noordelijke punt van de Zwarte Zee, die nu de Zee van Azov heet. Vanuit dit gebied migreerden sommigen van de Kimmeriërs rechtstreeks via het rivierenstelsel naar Noordwest Europa, terwijl anderen Klein-Azië binnenvielen, en nadat zij hieruit verdreven waren ook naar Noord-Europa gingen.

Betreffende de komst van de Kimmeriërs-Israëlieten in Noordwest-Europa, stelt M. Guizot in The History of France from Earliest Times to 1848 [De geschiedenis van Frankrijk van de vroegste tijden tot 1848]: “Van de zevende tot de vierde eeuw v. Chr. verspreidde zich een nieuwe bevolking over Gallië, niet ineens, maar door een reeks van invallen waarvan de twee voornaamste plaatsvonden aan het begin en het einde van dat tijdperk. Zij noemden zichzelf Kymriërs of Kimriërs. . . de naam van een volk dat de Grieken situeerden op de westelijke oever van de Zwarte Zee en op het Kimmerische schiereiland, dat tot op deze dag de Krim wordt genoemd” (p. 16). Door de Romeinen Galliërs of Kelten genoemd verspreidde dit volk zich over wat tegenwoordig Frankrijk is en naar de Britse eilanden.

De zwaarste perioden van deze migratie naar Noordwest-Europa waren kort na de oorspronkelijke invasies van Assyrië en opnieuw bijna 400 jaar later. In 331 v. Chr. versloeg Alexander de Grote de Meden en de Perzen. De Israëlieten die zich nog in het vroegere gebied van de Meden bevonden, waren nu vrij om te vertrekken. Het is interessant dat het precies 390 jaar is van de val van Samaria tot de omverwerping van de Meden (721 v. Chr.-331 v. Chr.) – de exacte periode die Ezechiël had geprofeteerd voor het Huis Israël in Ezechiël 4:5.

Een andere oude naam waaronder de verbannen Israëlieten bekend waren is ‘Scythen’. Een uitgestrekt gebied van wat tegenwoordig de Euraziatische steppe van Rusland is, werd vroeger Scythië genoemd. Verscheidene volken bewoonden dit enorme gebied, vele groepen van verbannen Israëlieten inbegrepen. Volgens de Griekse historicus Herodotus, “. . . noemden de Perzen hen Sacae aangezien dat de naam is die zij aan alle Scythen geven” (The Persian Wars, VII, p. 64). Het woord Sacae of Sakae is uiteindelijk afgeleid van Izak, voorvader van de Israëlieten. Dit is de ware oorsprong van de namen Schotland, Saksen en Scandinavië.

De Schotten bewaren het verhaal van hun Scythische afkomst in het meest beroemde document van de Schotse geschiedenis: de Declaration of Arbroath [Verklaring van Arbroath]. Deze verklaring werd geschreven in 1320 en getekend door Robert the Bruce en zijn edelen. Hierin staat dat de Schotten “. . . reisden van Groter Scythië [Scythia Maior] langs de Tyrrheense Zee. . . zij kwamen twaalfhonderd jaar nadat het volk Israël de Rode Zee was overgestoken (ca. 250 v.Chr.) naar hun huis in het westen waar zij vandaag nog wonen.” Het origineel van deze oude brief, door velen ‘Schotlands kostbaarste bezit’ genoemd, is uitgestald in een vitrine in het Register House in Edinburg. Aan het perkament zijn de zegels van de 25 Schotse edelen die ondertekend hebben gehecht.

Zo zien wij dat de tien stammen van Noord-Israël werden ontworteld uit hun geboorteland in de achtste eeuw voor Christus en door hun overmeesteraars naar een ander gebied getransporteerd werden. Omdat zij hun identiteit kwijt raakten werden zij in de geschiedenis bekend onder verschillende namen. Kimmeriërs, Kelten en Scythen zijn er maar enkele van. Tegenwoordig kunnen we met behulp van oude verslagen de migraties van deze volken volgen van de Zwarte Zee naar de Britse eilanden en Noordwest-Europa.

Hoe is dit alles in overeenstemming met de profetieën van uw Bijbel? Lees verder voor de verrassende antwoorden.

 

Hoofdstuk 4

De beloften van het geboorterecht zijn vervuld

In vroege tijden deed God opmerkelijke beloften aan Abraham en zijn nakomelingen. We hebben al gezien dat de noordelijke tien stammen verdreven werden uit hun land en dat zij uiteindelijk migreerden naar Noordwest-Europa. Hoe liep het af met de vervulling van de beloften aan Abraham?

Kijk naar de opmerkelijke manier waarop God in de geschiedenis heeft ingegrepen om Zijn doel te bereiken en Zijn woord te vervullen.

Zeven profetische perioden – 2.520 jaar – gingen voorbij vanaf de tijd van de val van Samaria en Israëls gevangenschap in 721 v.Chr. Dit brengt ons naar 1800 n. Chr. en de tijd dat, overeenkomstig de Bijbel, Abrahams afstammelingen in het bezit zouden beginnen te komen van de geboorterechtsbeloften. Het opmerkelijke verhaal dat zich in de geschiedenis van de Engelstalige volkeren na 1800 ontvouwd heeft is verbazingwekkend.

Laten wij, om volledig te begrijpen wat er gebeurde en om het in perspectief te plaatsen, in het kort kijken naar de geschiedenis van Europa. Aan het einde van de elfde eeuw na Christus waren de meeste Europese migraties voltooid en de meeste naties in de gebieden waar we hen tegenwoordig vinden. De Israëlieten waren in migratiegolven uitgespreid over eeuwen aangekomen in de nieuwe landen die ze volgens bestemming zouden erven. Per slot van rekening had God in vroege tijden aan Jakob gezegd dat zijn afstammelingen zich zouden verspreiden naar het noorden, het westen, het oosten en het zuiden (Genesis 28:14).

Gedurende de tien eeuwen vanaf de val van Rome tot de vijftiende eeuw, werd Europa totaal gedomineerd door de katholieke kerk en was ze in de greep van armoede, onwetendheid en oorlogvoering. Een groot deel van deze periode wordt van oudsher door de historici de ‘donkere middeleeuwen’ genoemd. In de laatste helft van de vijftiende eeuw vonden er drie mijlpalen plaats. De eerste was de val van Constantinopel door de Turken in 1453. Dit bracht een toestroom van geleerden en Griekse manuscripten van het Nieuwe Testament naar West Europa teweeg. Ten tweede perfectioneerde Johannes Gutenberg in 1456 met het gebruik van losse letters de boekdrukkunst en de drukkerij was geboren. Dit maakte de ongebreidelde verspreiding van kennis mogelijk. In 1492 ontdekte Christoffel Columbus land, aldus een begin makend met de ononderbroken verbinding tussen Europa en de nieuwe wereld van het Amerikaanse continent.

Tegelijkertijd kwam Engeland ten slotte uit de interne strijd van de Rozenoorlogen (War of the Roses). Eindelijk kwam er een stabiele regering onder de Tudor-dynastie van Hendrik VII. Gedurende de volgende eeuw begon zich een opmerkelijke verandering te voltrekken in Engeland. Alfabetisering breidde zich uit, de katholieke heerschappij werd ten val gebracht en de kleine eilandnatie begon zich te ontwikkelen tot een zeemacht.

Het jaar 1588 was een keerpunt in de Engelse geschiedenis. Spanje had zich ten doel gesteld om Engeland te veroveren en het terug te brengen in de schoot van de katholieke kerk. Om dit doel te bereiken zeilde de reusachtige Armada uit vanuit Spanje. Verpletterd door stormwinden ter hoogte van de kust van Engeland werd de Armada verslagen en het kleine Engeland gered.

Merk op wat Sir Winston Churchill schreef in zijn History of English-Speaking Peoples [De geschiedenis van de Engelssprekende volken]. “Maar voor het Engelse volk als geheel kwam de nederlaag van de Armada als een wonder. 30 jaar lang had de schaduw van de Spaanse macht het politieke toneel verduisterd. Een golf van religieuze emoties vulde de geesten van de mensen. Een van de medailles, geslagen ter herdenking van de overwinning draagt de inscriptie: ‘Afflavit Deus et dissipantur’ – ‘God blies en zij werden uiteengedreven’. Elizabeth en haar zeelui wisten hoe waar dit was” (vol. II, p.131).

Deze wonderbaarlijke overwinning garandeerde dat Engeland niet terug zou komen onder de overheersing van het pausdom en maakte de weg vrij voor toekomstige godsdienstvrijheid in Engeland. Een bewustzijn van Gods rol in de Engelse geschiedenis voedde een nieuwe interesse in de Bijbel, die resulteerde in de vertaling en wijdverspreide uitgave van de Bijbel tijdens de regering van de opvolger van koningin Elizabeth, koning Jakobus I.

Gedurende de zestiende en zeventiende eeuw reisden Engelse zeelui en ontdekkingsreizigers over de aarde. Dit markeerde het begin van Engeland als zeemacht en bereidde de weg voor toekomstige grootheid in de handel en economie.

Toch bezaten, toen het jaar 1800 aanbrak, Engeland en haar vroegere Amerikaanse koloniën, de opkomende Verenigde Staten, nog altijd slechts een klein deel van het grondgebied en rijkdom in de wereld. In Europa trachtte Napoleon een uitgestrekt continentaal rijk op te zetten met Frankrijk aan het hoofd. In plaats van dat die poging succesvol was, vond er totaal iets anders plaats.

In de volgende decennia verrijst Engeland in het bezit van het uitgestrekte Britse Rijk. Het was het grootste dat de wereld ooit gezien had. Aan het einde van de negentiende eeuw was meer dan een kwart van ’s werelds grondgebied en mensen onder de Britse vlag. De Verenigde Staten, die in 1800 nog steeds vasthield aan de oostelijke zeekust, omspande binnen 50 jaar het gehele Noord-Amerikaanse continent. De machtigste groep landen, het Britse Rijk en de grootste afzonderlijke natie, de Verenigde Staten, verrezen precies op tijd. Het jaar 1800 markeerde het moment dat de 2.520 jaren van het onthouden van het geboorterecht eindigden, en de beloofde zegeningen begonnen vervuld te worden.

Het Britse Rijk komt op

“Hoe hadden de Britten het klaargespeeld? Hoe kon, op de eerste plaats, een onbetekenend eiland stijgen van primitieve armoede en ellende tot wereldoverheersing? En hoe speelden zij het klaar om, tussen de (wereld)oorlogen, hun wankele rijk bijeen te houden met weinig zichtbare moeite?” (The Europeans, p. 47). Dit was de vraag die schrijver Luigi Barzini stelde en door velen is herhaald.

Terwijl andere naties met een samenhangend plan zijn begonnen om uitgestrekte gebieden te veroveren en een rijk te bouwen, zijn de Britten, zoals gezegd, dat van hun zomaar binnengestrompeld in een toestand van onoplettendheid. Hoe kwam zo’n opmerkelijke verandering tot stand?

Canada met zijn onmetelijke schat aan agrarische en minerale rijkdom kwam bijna ongevraagd bij het Britse Rijk. Na de overwinning van Engeland op Frankrijk in de Zevenjarige oorlog (1756-63) argumenteerden velen in het parlement zelfs tegen de aanvaarding van Canada van Frankrijk, waarschuwende dat “. . . zijn schaarse handel in beverhuiden geen compensatie zou bieden voor de last van verdediging en bestuur . . .” (A History of England and the British Empire, door Hall & Albion, p. 463). In feite was “Halifax (Nova Scotia) de enige gemeenschap in Amerika die door rechtstreekse actie van de Britse regering werd gesticht” (p. 456).

Australië en Nieuw Zeeland werden niet minder opgedrongen aan Engeland als deel van het rijk. Van Australië is gezegd dat het ontdekken van goud in 1851 “een kolonie overhaast tot een natie maakte” (p. 664). Het bevolkingsaantal schoot in iets meer dan een decennium omhoog van 250.000 naar bijna een miljoen. Wat betreft Nieuw Zeeland: “De landsregering bood lang weerstand tegen de pogingen om Nieuw Zeeland onder Britse vlag te brengen. . . Dus Nieuw-Zeeland ging zijn wetteloze weg totdat de daadwerkelijke vestiging van reguliere Engelse kolonisten een situatie van meer duidelijke zeggenschap noodzakelijk maakte” (p. 664).

In de loop van de negentiende eeuw kwam Groot-Brittannië in het bezit van gebieden in elke verre uithoek van de aarde. Onder deze bezittingen waren praktisch alle strategische ‘zeepoorten’. Het bezitten van de ‘poorten van hun vijanden’ was een van de zegeningen die God aan Abraham beloofd had ten behoeve van zijn afstammelingen. Deze nauwe doorgangen, waardoor het verkeer op zee moest passeren, waren van onschatbare waarde voor Brittannië, zowel in termen van commerciële waarde voor de handel, alsook voor veiligheidsdoeleinden gedurende de twee wereldoorlogen in de twintigste eeuw. Brits toezicht op het Suezkanaal en de Straat van Gibraltar alsook op het strategische eiland Malta was cruciaal voor de controle van de Middellandse Zee door de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Met Australië, Nieuw-Zeeland en Canada kwam Engeland in het bezit van sommige van de rijkste landbouwgronden op aarde. De uitgestrekte graanvelden en de ontelbare kudden schapen en vee vertegenwoordigden een vervulling van Gods oude beloften aan Abraham. Bovendien was er de enorme rijkdom aan delfstoffen in Canada, Australië en Zuid-Afrika. Een groot deel van de oliereserves in het Midden Oosten kwam onder toezicht van Engeland zelf. Haar bezittingen en pijpleidingen daar hielpen de geallieerden te voorzien van de benodigde olie om te strijden in de Tweede Wereldoorlog.

Over de hele linie was de invloed van Engeland heilzaam voor de hele wereld, precies zoals God in oude tijden profeteerde dat het zou zijn. Het was de Britse marine die de internationale slavenhandel de kop indrukte in de vroege negentiende eeuw. Het Britse en buitenlandse Bijbelgenootschap (The British and Foreign Bible Society) met het hoofdkantoor in Londen was verantwoordelijk voor het vertalen van de Bijbel in praktisch iedere taal en het voor de eerste keer in de geschiedenis beschikbaar stellen ervan aan volkeren over heel de aarde.

In het rijk zelf werd de Britse heerschappij niet gehandhaafd door grote bezettende legers. In feite was het Britse leger tijdens de negentiende eeuw tamelijk klein. Het werd de ‘dunne rode lijn’ genoemd. In het uitgestrekte India, zelfs in de negentiende eeuw bewoond door vele miljoenen, was het de Britse civiele dienst die met niet meer dan een paar honderd mensen bestuurde. Zij spraken recht, inden belastingen en handhaafden de wetten. “Zij alleen kwamen in direct contact met de inheemse bevolking. . . zij werkten hard en efficiënt. . . corruptie was onbekend onder hen en zij hielden triomfantelijk, vele tientallen jaren lang, recht, vrede en orde staande” (p. 738).

Het hele kleine Engeland verrees, eigenlijk van de ene op de andere dag, om te heersen over het grootste, meest uitgestrekte rijk dat de wereld ooit gezien had. Dat rijk ontwikkelde zich tot een grote groep landen, die bij elkaar gehouden werd door loyaliteit aan een gemeenschappelijke kroon. Kan iemand ergens anders de vervulling van de oude belofte, waar Jakob voor zijn kleinzoon Efraïm aanspraak op maakte, aanwijzen? Werkelijk, God heeft Zijn woord aan Abraham gehouden!

De troon van David

God deed een opmerkelijke belofte aan koning David van het oude Israël. Sprekend door Nathan de profeet zei God tegen David: “Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen. Die zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen. Ik zal hem tot een Vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn, wat wil zeggen: als hij zich misdraagt, zal Ik hem terechtwijzen met een stok als van mensen en met slagen als van mensenkinderen. Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik die deed wijken van Saul, die Ik voor uw ogen weggenomen heb. Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn” (2 Samuël 7:12-16).

God legde aan David uit dat hoewel Hij zijn nakomelingen misschien zou moeten straffen voor hun zonden, Hij het koninkrijk niet zou wegnemen van zijn lijn, zoals Hij had gedaan met Saul. Wat gebeurde er met die koningslijn? De geschiedenis vermeldt dat koning Zedekia, een nakomeling van David, de laatste koning was die op de troon van Juda in Jeruzalem zat. In 586 v. Chr. nam Nebukadnezar van Babylon Zedekia gevangen mee naar Babylon, verbrandde de tempel en verwoestte de stad Jeruzalem. Let op wat staat in 2 Koningen 25:7: “Zij slachtten de zonen van Zedekia voor diens ogen af. Verder maakte men de ogen van Zedekia blind. . . en bracht hem naar Babel”.

Faalde Gods belofte aan David?

Laten we voor de rest van het verhaal naar de profetie kijken die Ezechiël door God geïnspireerd opschreef in Ezechiël 17. Deze begint met het opgeven van een raadsel dat een arend beschrijft die naar een grote ceder komt en de bovenste tak afbreekt. Deze kleine tak werd gebracht naar “een land van kooplieden” (v. 4). Wat beschrijft dit raadsel? Vers 12 zegt: “Zeg toch tegen dat opstandige huis: Weet u niet wat deze dingen betekenen? Zeg: Zie, de koning van Babel is naar Jeruzalem gekomen, hij nam zijn koning en zijn vorsten gevangen en bracht hen bij zich in Babel.”

Dat is echter niet het einde van het verhaal. God zei verder tegen Ezechiël in de verzen 22 en 23: “. . . Ik zal Zelf een deel van de kruin van de hoge ceder nemen en in de grond zetten. Van de top met zijn jonge loten zal Ik een breekbaar twijgje afplukken en Ik zal dat Zelf op een hoge en verheven berg planten. Op de hoge berg van Israël zal Ik het planten. Het zal takken dragen, vruchten vormen en een machtige ceder worden, zodat daaronder allerlei soorten vogels zullen wonen: in de schaduw van zijn takken zullen ze wonen.”

Wij hebben al gezien dat de ‘bovenste tak’ van de ceder de laatste koning van Juda, Zedekia, symboliseerde. Een twijg ontsproten uit die tak zou een van zijn kinderen zijn. Zoals we ook hebben gezien, werden zijn zonen gedood. Dit “breekbaar twijgje” moet duidelijk verwijzen naar een van zijn dochters! God zegt over haar dat ze naar een hoge berg (in Bijbelprofetie gebruikt als symbool voor een natie) gebracht zou worden, waar ze ‘geplant’ zou worden en zou uitgroeien tot een grote boom. Dit laat zien dat ze zou trouwen en nakomelingen zou voortbrengen en dat de dynastie zou voortbestaan! Merk ook op dat hoewel Davids lijn eerst over Juda had geregeerd, deze nu ‘opnieuw geplant’ zou worden om over Israël te regeren.

De Ierse geschiedenis vermeldt de rest van dit verhaal. Hij vertelt over de komst van de profeet Jeremia en zijn secretaris Baruch naar Ierland, na de val van Juda, met een jonge prinses en de kroningssteen, in het Gaelisch [een soort Keltisch] lia fail genoemd. In oude Ierse documenten werd de prinses Tea Tephi genoemd. Zij trouwde de zoon van de hoge koning van Ierland. Hun afstammelingen regeerden gedurende vele eeuwen vanuit Tara in Ierland. Later, in de tijd van Kenneth McAlpine, verplaatsten zij hun regeringszetel naar Scone in Schotland. Deze zelfde dynastie duurt voort tot op de dag van vandaag in de persoon van koningin Elizabeth II, een directe afstammeling van Tea Tephi en haar echtgenoot. God heeft Zijn beloften aan koning David vervuld, precies zoals Hij zei!

De Verenigde Staten en de zegeningen van Manasse

Hoe zit het met de Verenigde Staten van Amerika? Stammen de Amerikanen werkelijk van het oude Israël af? Kijk naar het duidelijke geschiedverslag.

De eerste permanente Engelse nederzetting in wat nu de Verenigde Staten is, was Jamestown, Virginia in 1607. Enkele jaren later landden de Pelgrimvaders [Pilgrim Fathers] in Plymouth Rock in Massachusetts. Gedurende de zeventiende en achttiende eeuw stroomden kolonisten van de Britse eilanden binnen in wat de Verenigde Staten werd. Feitelijk waren er gedurende die twee eeuwen vier grote immigratiegolven naar de toekomstige Verenigde Staten, zoals professor David Fischer aantoont in zijn belangrijke boek Albion’s Seed. Deze golven van migratie hadden hun oorsprong in specifieke delen van de Britse eilanden en kwamen naar bepaalde gebieden van de Amerikaanse kolonies.

New England bijvoorbeeld werd voornamelijk bevolkt door emigranten uit East Anglia. Bepaalde parochies van dit zuidoostelijk deel van Engeland werden bijna ontvolkt tussen 1629 en 1641, toen hele groepen families massaal migreerden. “Tegenwoordig lijkt East Anglia zeer landelijk in vergelijking met andere Engelse regio’s. Maar in de vroege zeventiende eeuw was dit het meest dichtbevolkte en in hoge mate verstedelijkte deel van Engeland en is dit vele eeuwen gebleven” (Albion’s Seed, p. 43).

Overweldigend veel emigranten die de Verenigde Staten bevolkten vóór de Burgeroorlog kwamen uit Noordwest-Europa. De meesten waren van de Britse eilanden ofwel van bepaalde delen van Noord-Duitsland. Deze immigranten bepaalden het karakter van de Amerikaanse natie en hebben tot op de dag van vandaag voorzien in het leiderschap van de natie. Zelfs sommigen van wie de voorvaders later emigreerden uit andere delen van Europa hebben wellicht een Israëlitische achtergrond. Per slot van rekening profeteerde Amos dat het Huis Israël door de volken heen gezift zou worden als graan door een zeef, maar geen korrel ervan zou verloren gaan (Amos 9:9).

Te beginnen met de aankoop van de staat Louisiana (Louisiana Purchase) in 1803 begon de Verenigde Staten aan een snelle territoriale uitbreiding die leidde tot de overspanning van het hele continent binnen één generatie. Het gebied, verkregen door aankoop van Napoleon voor minder dan een nickel [een Amerikaanse stuiver] per acre [ca. 4.000 m2], omvatte de rijkste landbouwgrond op aarde – het Amerikaanse Middenwesten.

Vanwege de combinatie van agrarische en minerale rijkdom was Amerika bestemd om het rijkste land per hoofd van de bevolking  te worden. Of het nu gaat om graan en vee, of om zijn kolen-, ijzer- en olieproductie,  Amerika heeft weergaloze overvloed gehad. Als voorbeeld: tijdens de Tweede Wereldoorlog produceerde het olieveld in Oost-Texas alleen al meer olie dan de gecombineerde productie van de As-mogendheden samen. De profetie van de bejaarde Israël aan zijn kleinzoon Manasse dat zijn nakomelingen de grootste afzonderlijke natie zouden worden, is zeker vervuld in de Verenigde Staten van Amerika.

Bovendien bezat de Verenigde Staten met de acquisitie van het Panamakanaal en diverse afhankelijke eilanden, verworven in het laatste deel van de negentiende eeuw, de poorten van zijn vijanden. De Verenigde Staten beheerste, samen met Groot-Brittannië, voor het grootste deel van de negentiende en twintigste eeuw nagenoeg iedere strategische doorgangsroute op aarde.

Op hun hoogtepunt bezaten of controleerden de Amerikaanse en Britse naties een overweldigend aandeel in ’s werelds rijkdom. Er zijn simpelweg geen andere naties die zich zelfs maar kunnen vergelijken met de rijkdom die de Engelssprekende  volkeren hadden en de macht die ze hebben uitgeoefend.

Met grote zegeningen komen evenwel eveneens grote verantwoordelijkheden. Bovendien zijn er specifieke gevaren voor deze naties waarvoor zij gewaarschuwd worden in het boek dat overal aanwezig is in de Engelsprekende wereld – de Bijbel.

Een waarschuwing voor de hedendaagse naties Israël

Mozes werd in de oudheid door God geïnspireerd om een waarschuwing op te schrijven voor ons volk te midden van onze fabelachtige rijkdom en overvloed: “Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land. . . een land waarin u zonder schaarste brood zult eten, waarin het u aan niets ontbreken zal. . . Wees op uw hoede dat u de HEERE, uw God, niet vergeet, en daardoor Zijn geboden. . . niet in acht neemt. Wanneer u eet, verzadigd wordt, goede huizen bouwt en daarin woont. . . pas ervoor op dat uw hart zich dan niet verheft. . . en dat u dan niet in uw hart zegt: Mijn eigen kracht en de macht van míjn hand heeft dit vermogen voor mij verworven” (Deuteronomium 8:7-17). Onze naties worden gemaand: “Maar u moet de HEERE, uw God, in gedachten houden, dat Hij het is Die u kracht geeft om vermogen te verwerven, opdat Hij Zijn verbond zou bevestigen, dat Hij onder ede met uw vaderen gesloten heeft, zoals het op deze dag nog is” (v. 18).

Een van de grootste gevaren van rijkdom en overvloed is een egocentrische, materialistische levensopvatting. In plaats van de meest dankbare mensen zijn wij de meest zelfingenomen mensen geworden.

Onze nationale grootheid werd niet bereikt vanwege aangeboren superioriteit. Integendeel, ons bezit van de mooiste delen van de aarde is het rechtstreekse resultaat van de gehoorzaamheid van de trouwe Abraham en Gods beloften aan hem. Mozes herinnerde onze voorvaders: “Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft de HEERE liefde voor u opgevat en u uitgekozen, want u was het kleinste van al de volken. Maar vanwege de liefde van de HEERE voor u, en om de eed die Hij uw vaderen gezworen had . . .” (Deuteronomium 7:7-8).

Israël werd geroepen om een heilige natie te zijn voor God. Tegenwoordig hebben wij op een ongekende wijze directe toegang tot Gods Woord. Toch schiet het gedrag van ons volk en onze leiders veel te kort in wat God van ons vraagt. Te midden van overvloed zijn wij ondankbaar en ongehoorzaam aan de God die ons heeft gezegend. Precies zoals God handelde met onze oude stamvaders in de oudheid, zo zal Hij vandaag ook met ons handelen.

De Verenigde Staten en Groot-Brittannië en al de volkeren van Britse afstamming gaan Gods oordeel tegemoet!

 

Hoofdstuk 5

Het komende herstel

In 1897, het jaar van het ‘diamanten jubileum’ van koningin Victoria, liet een van de meest geliefde Engelse dichters een sombere noot horen. Het Britse Rijk was op zijn hoogtepunt. In die context schreef Rudyard Kipling Recessional, een gedicht dat opvallend profetisch was. “God van onze vaders, van oudsher bekend / Heer van onze verafgelegen frontlijn / Onder Wiens ontzagwekkende hand wij / Heerschappij hebben over palm en pijnboom / Here God der Heerscharen, wees toch met ons, Opdat wij niet vergeten – opdat wij niet vergeten!” Hij voegde er nog aan toe: “Zie, al onze pracht van gisteren is één met Ninevé en Tyrus! Rechter van de Naties, spaar ons toch / Opdat wij niet vergeten – opdat wij niet vergeten!”

Meer dan een eeuw is voorbijgegaan sinds Kipling deze roerende woorden schreef. En wat is er gebeurd? Triest genoeg zijn de Amerikanen en Britse volken hun God vergeten, wiens rechtstreekse waarschuwing aan deze vergeetachtige naties voortdreunt door de tijd: “Als het echter gebeurt dat u de HEERE, uw God, helemaal vergeet, achter andere goden aan gaat, hen dient en u voor hen neerbuigt, dan verzeker ik u heden dat u zeker zult omkomen” (Deuteronomium 8:19).

Op welke manieren zijn deze zeer gezegende naties God en Zijn wetten vergeten? De meest fundamentele nationale bouwsteen, het gezin, is uiteengevallen door echtscheiding en buitenechtelijk gedrag. Steeds meer paren van hetzelfde geslacht ‘trouwen’ en krijgen dezelfde voordelen en hetzelfde respect als de door God voorgeschreven huwelijkse verbintenis tussen een man en een vrouw. ‘Gay pride’ parades in de straten van grote steden, van Londen tot San Francisco en van Tel Aviv tot Sydney, zijn de normaalste zaak van de wereld. Abortus blijft een stille holocaust die de laatste decennia tientallen miljoenen ongeboren baby’s het leven heeft ontnomen. Geweld viert hoogtij in onze steden, zodat mensen zich met angst terugtrekken alleen al bij de gedachte dat ze na het donker in het openbaar buiten moeten zijn. Hebzucht, materialisme en immoraliteit zijn schijnbaar in ons nationale weefsel gevlochten.

De boodschappen van de profeten uit de oudheid beschrijven onze nationale toestand zoals de eerste de beste nieuwsuitzending dat zou doen. “Wee het zondige volk, volk van zware ongerechtigheid, nageslacht van kwaaddoeners, kinderen die verderf aanrichten! Zij hebben de HEERE verlaten, de Heilige van Israël verworpen, zij zijn vervreemd, van achter Hem vandaan” (Jesaja 1:4).

Er is zelfs een gebrek aan schaamte voor ons nationale gedrag. “Hun gelaatsuitdrukking getuigt tegen hen. Zoals Sodom maken zij hun zonden openlijk bekend, zij verbergen ze niet. Wee hun ziel, want zij doen zichzelf kwaad aan” (Jesaja 3:9).

De boodschap van de wachter

Zoals wij eerder in dit boekje hebben gezien, stelde God de vroegere profeet Ezechiël aan als wachter voor het Huis Israël. “En u, mensenkind, Ik heb u aangesteld tot wachter over het huis van Israël. U zult een woord uit Mijn mond horen en u moet hen namens Mij waarschuwen” (Ezechiël 33:7). Wat is Gods boodschap voor hedendaags Israël, die bewaard is voor onze tijd, door de pen van de profeet Ezechiël?

“En u, mensenkind, wilt u berechten, wilt u de bloedstad berechten? Dan moet u haar al haar gruweldaden bekendmaken. . . door uw bloed, dat u vergoten hebt, bent u schuldig geworden en door uw stinkgoden, die u gemaakt hebt, hebt u zich verontreinigd . . . (Ezechiël 22:2-4). Behalve voor geweld en afgoderij, inspireerde God Ezechiël ook om Israël aan te klagen voor immoraliteit, met inbegrip van overspel en incest (vv. 9-11). Eveneens sprak hij over het afbreken van de gezinsstructuur en het onderdrukken van de behoeftige en weerloze (v. 7). Bovendien roept God met donderende stem tegen onze volken: “De voor Mij geheiligde gaven hebt u veracht en Mijn sabbatten hebt u ontheiligd” (v. 8).

Het boek Ezechiël bevat een aanklacht tegen onze nationale zonden, een oproep tot bekering, en een aankondiging van Gods dreigende oordeel. Het gaat ook verder dan het komende oordeel en kijkt vooruit naar de tijd van nationale bekering en herstel na de terugkeer van Christus.

Onze volken hebben zich gezamenlijk steeds verder afgekeerd van God in onze daden, terwijl zij zichzelf intussen nog steeds ‘christelijke naties’ noemen. Onze nationale zonden zijn een belediging voor de almachtige God, die toch de meest uitgelezen zegeningen van de hemel over ons heeft uitgestort!

Er zijn voor de Engelssprekende volkeren, het tegenwoordige Huis van Israël, problemen op komst die we ons nauwelijks kunnen voorstellen. God zei: “Ik laat het. . . aan brood ontbreken . . .” (Ezechiël 4:16). Hij spreekt over een tijd van hongersnood en ellende, wanneer de steden verwoest zullen zijn (Ezechiël 12:20). Zo ondenkbaar als deze dingen mogen lijken voor de tegenwoordige Amerikanen, Canadezen en Britten, de almachtige God zegt dat deze dingen zullen komen!

Een grote supranationale unie in Europa die op dit moment vorm krijgt, zal de zevende en laatste heropleving worden van het oude Romeinse Rijk. Dit systeem zal volgens Openbaring 13 en 17 de gehele wereld voor korte tijdsperiode domineren. Het is deze machtige Europese grootmacht die ten slotte de Amerikaanse en Britse volken zal aanvallen en onderwerpen. Hij zal ook de Joodse staat Israël in het Midden-Oosten bezetten.

Onze mensen zijn zelfvoldaan en materialistisch. Zij zijn hun Maker vergeten en hebben Zijn instructieboek, de Heilige Bijbel, genegeerd. Ja, er zal een dag van afrekening komen! De meesten van u die dit boekje lezen, kunnen verwachten dat dit tijdens uw leven zal gebeuren.

Er is echter een manier om hieraan te ontsnappen, voor u en uw gezin. “Zou Ik werkelijk behagen scheppen in de dood van de goddeloze? spreekt de Heere HEERE. Is het niet, wanneer hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij zal leven?”, “Daarom zal Ik u berechten, huis van Israël, ieder overeenkomstig zijn wegen, spreekt de Heere HEERE. Keer terug en bekeer u van al uw overtredingen, dan zal de ongerechtigheid u geen struikelblok worden. Werp al uw overtredingen, waarmee u overtreden hebt, van u af en maak u een nieuw hart en een nieuwe geest. Waarom zou u sterven, huis van Israël? Ik schep immers geen behagen in de dood van een stervende, spreekt de Heere HEERE, dus bekeer u en leef!” (Ezechiël 18:23, 30-32).

Gods wens is dat wij ons bekeren, niet onze bestraffing. Voor velen geldt echter dat God slechts hun aandacht krijgen door zware nationale bestraffing. Velen zullen eenvoudig geen aandacht schenken aan een boodschap van waarschuwing, totdat hun wereld op hen begint neer te storten. Hoe denkt ú erover?

Gods Kerk brengt Ezechiëls boodschap van waarschuwing en hoop naar het tegenwoordige Huis van Israël. Het is belangrijk dat u, en alle mensen van onze Israëlitische naties, begrijpen wat Gods woord zegt dat ons te wachten staat – en dat u vervolgens hierop, als u het begrijpt, actie onderneemt!

Gebeurtenissen die zich de komende jaren zullen ontvouwen

Leest u deze ernstige waarschuwing die God Zijn volk geeft: “Maar als u niet naar Mij luistert en al deze geboden niet doet, als u Mijn verordeningen verwerpt en als uw ziel van Mijn bepalingen walgt. . . dan zal Ik Zelf dit met u doen: Ik zal verschrikking [terreur] over u brengen, tering en koorts, die uw ogen doen bezwijken en uw leven doen wegkwijnen . . .” (Leviticus 26:14-16).

Wat zou de huidige westerse naties beter kunnen beschrijven? Terwijl zij Gods verordeningen verwerpen, worden zij alsmaar vaker slachtoffer van terroristische aanvallen, ziekten en andere problemen, waardoor het duidelijk zou moeten worden dat zij zonder God kwetsbaarder zijn dan ooit tevoren.

Een catastrofale economische en sociale ineenstorting zal de weg vrijmaken voor spoedig komende geprofeteerde gebeurtenissen. Het eens zo machtige Britse Rijk is nu al slechts een schaduw van zijn vroegere glorie, en de Verenigde Staten – geteisterd door economische, politieke en sociale onrust – is niet langer de onbetwiste supermacht van de wereld. Er was ooit een tijd dat God inderdaad de Amerikaanse en Britse naties gebruikte om de wereld te leiden, te inspireren en deze zelfs als politie te controleren. Maar die tijd komt spoedig ten einde. Landen die de naam van God gebruiken en tegelijkertijd Zijn geboden verwerpen, kunnen niet langer Zijn zegeningen ontvangen. In plaats daarvan zal Hij hun trotse macht breken (Leviticus 26:19, NBG).

Om dit vacuüm in leiderschap op te vullen, zal er plotseling een machtige en charismatische leider in Europa op het wereldtoneel verschijnen. In alliantie met een religieuze leider die, door wat de Bijbel “bedrieglijke wonderen” noemt, een emotionele massahysterie zal doen ontbranden (2 Thessalonicenzen 2:9, NBG), zal deze militair-politieke leider misleiding gebruiken om grote macht te verwerven. Hij zal een opnieuw tot leven gewekt Heilig Rooms Rijk leiden, in de Bijbel “het Grote Babylon” genoemd ( Openbaring 17; 18).

Deze Europese unie van kerk en staat zal universele welvaart beloven en zal voor korte tijd wereldwijde economische dominantie uitoefenen. Ezechiël 27 spreekt door het beeld van de oude handelsstad Tyrus te gebruiken over deze mondiale economische combinatie, die landen als Europa, Afrika, Latijns-Amerika en Azië zal omvatten – naast Israël en Juda (v. 17). Delen van Ezechiël 27 worden met andere woorden weergegeven of geciteerd in Openbaring 18, waar het systeem van de eindtijd, het Grote Babylon genoemd, wordt beschreven.

De Engelstalige volken zullen in verbinding met dit systeem echter niet lang voorspoedig zijn. In feite zullen zij ten slotte hierdoor militair overweldigd en verwoest worden. Voorafgaand aan de militaire aanval en bezetting zullen verwoestende weersomstandigheden, gecombineerd met interne burgerlijke onlusten (“verwarring in het midden daarvan”, vgl. Amos 3:9), die onze naties tot het punt van interne ineenstorting zullen brengen.

“Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is . . .”, schreef Hosea onder Gods inspiratie (Hosea 4:6). Wij hebben de kennis van God en Zijn wegen verworpen. Hoe meer materiële voorspoed we kregen, hoe meer onze zonden toenamen (vv. 7-8). Het lijkt dat immoraliteit en drugsmisbruik onze nationale geest heeft ondermijnd en verwoest (v. 11).

God inspireerde Amos te profeteren over deze tijd van ernstige droogte en waterrantsoenering, gekoppeld aan massale mislukkingen van de oogst en epidemieën (Amos 4:7-10). “Daarom zal Ik zó met u handelen, Israël, dat Ik u dit zal aandoen. Maak u gereed om uw God te ontmoeten, Israël! Want, zie, Hij Die de bergen vormt, Die de wind schept en Die aan de mens bekendmaakt wat zijn gedachten zijn, Die de dageraad tot duisternis maakt, en Die op de hoogten van de aarde treedt; HEERE, God van de legermachten, is Zijn Naam” (Amos 4:12-13).

De profeet Jeremia noemt deze komende tijd van nationale calamiteit “een tijd van benauwdheid voor Jakob” (Jeremia 30:7). Hij verklaart dat het een tijd zal zijn, erger dan elke andere tijd in de menselijke geschiedenis. Jezus Christus sprak over dezelfde tijdsperiode in Mattheüs 24:21: “Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal”. Er kunnen geen twee tijdsperioden van benauwdheid zijn, die erger zijn dan enig andere. De Grote Verdrukking is dus duidelijk een tijd van benauwdheid en bestraffing voor Israël. Bestraffing is echter niet het einde van het verhaal!

Toekomstige bevrijding en herstel

De profeet Ezechiël spreekt over een tijd in de toekomst wanneer Israël opnieuw verzameld zal worden na de terugkeer van de Messias in macht en glorie. “Dan zullen de heidenvolken weten dat zij die van het huis van Israël zijn, om hun ongerechtigheid in ballingschap zijn gegaan. Omdat zij Mij ontrouw waren. . . . Overeenkomstig hun onreinheid en overeenkomstig hun overtredingen heb Ik met hen gehandeld en Ik heb Mijn aangezicht voor hen verborgen. Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Ik zal nu een omkeer brengen in de gevangenschap van Jakob, Ik zal Mij ontfermen over heel het huis van Israël. . . . Dan zullen zij weten dat Ik, de HEERE, hun God ben, omdat Ik hen onder de heidenvolken in ballingschap voerde, maar hen ook weer verzamelde in hun land en niemand van hen daarginds nog liet achterblijven” (Ezechiël 39:23-28).

Jesaja keek ook vooruit naar die tijd wanneer God opnieuw Israël zal kiezen en hen terug zal brengen naar hun eigen land (Jesaja 14:1). God zal de Israëlieten rust geven van hun ellende, hun angsten en de harde slavernij die zij hebben ervaren (v. 3). Israël zal weer verzameld worden uit slavernij en zal “. . . bloeien en groeien en zij zullen het wereldoppervlak met vruchten vervullen” (Jesaja 27:6). Zij zullen de oude geruïneerde steden, die generaties lang verwoest en verlaten lagen, weer beginnen op te bouwen (Jesaja 61:4). Nadat de komende bestraffing van de Grote Verdrukking hen uiteindelijk tot berouw heeft gebracht, zullen de volken van Israël weer verzameld worden uit de landen van hun toekomstige gevangenschap. God inspireerde Ezechiël om de ware nationale bekering van Israël die zal volgen te beschrijven. Dit zal de inleiding vormen voor de bekering van de hele wereld. “. . . Van al uw onreinheden en van al uw stinkgoden zal Ik u reinigen. Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. . . . Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven. Ik zal maken dat u in Mijn verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze houdt” (Ezechiël 36:25-27).

Christus zal teruggekeerd zijn en de heiligen zullen opgewekt zijn om met Hem te heersen en te regeren (Openbaring 20:6). We zien, zoals eerder gezegd, op een aantal plaatsen dat de vroegere koning David zich zal bevinden onder degenen die opgewekt zijn, en hij zal in feite de rechtstreekse heerser over het weer verzamelde Israël zijn (Ezechiël 37:24). Elk van de twaalf apostelen zal rechtstreeks heersen over een van de twaalf stammen (Lukas 22:29-30).

In deze glorieuze tijd, als Gods Koninkrijk over alle naties zal heersen met Christus, die direct vanuit Jeruzalem zal regeren, “[zullen] Een wolf en een lammetje. . . gezamenlijk weiden, een leeuw zal stro eten als een rund, een slang – zijn voedsel zal stof zijn. Zij zullen geen kwaad doen en geen verderf aanrichten op heel Mijn heilige berg, zegt de HEERE” (Jesaja 65:25).

Maar vóór deze geprofeteerde tijd van vrede zullen de volken van de Verenigde Staten en Groot Brittannië een tijd van grote beproeving hebben ondergaan. Gods bestraffing van deze naties zal snel komen en de hele wereld met stomheid slaan. Alleen degenen die zich volledig tot God hebben gekeerd, zullen gespaard blijven. De naties zullen dooreengeschud worden en bewogen worden tot een oprecht berouw en een terugkeer tot God die ongekend is in de tegenwoordige tijd (Ezechiël 36:24-32).

Er zijn twee manieren om onze lessen in dit leven te leren, de gemakkelijke manier en de harde manier. Onze volken als geheel lijken voorbestemd om hun lessen op de harde manier te leren.

Hoe zit het met u persoonlijk? Zult u de waarschuwingen die in dit boekje staan, die rechtstreeks uit Gods Woord komen, ter harte nemen? Of zult u uw lessen door middel van harde ervaring moeten leren?

Wij kunnen u de weg laten zien om aan de komende holocaust te ontsnappen, als u dat wilt. U moet bereid zijn om niet louter te geloven in God en in Zijn Zoon, Jezus Christus, maar te doen wat God gebiedt. U moet bereid zijn God te zoeken op een manier die u niet eerder gedaan heeft! U moet bereid zijn om ‘uit’ dit moderne Babylon te ‘komen’ – haar ideeën en praktijken, haar valse godsdiensten en filosofieën – en uzelf te wijden aan het serieus bestuderen van en leven naar “elk woord van God” (Lukas 4:4).

De keuze is aan u! Moge God u helpen wijs en juist te kiezen.